In de eerste klas (groep 3) van de basisschool leerde de juf ons lezen. Er ging een wereld voor mij open. De Roverkoning kwam soms om letters in woorden af te knippen, zo beleerde juf ons. Bijvoorbeeld bij: ‘lee-ren’. Die overbodige luxe van maar liefst twee letters ‘e’ in de eerste lettergreep, daar hielden de juf en de Roverkoning niet van. Laatstgenoemde kwam dan om het woord van die overbodige ‘e’ te beroven, zo werd mij verteld. Dat kon je maar beter vóór zijn door leeren alvast zelf met één ‘e’ te schrijven: leren. Op een plaatje was te zien dat de Roverkoning zich te paard voortbewoog en een gouden schaar hanteerde om de overbodige letters af te knippen en mee te nemen. Zo leerde de juf ons gaandeweg lezen.
Op een dag keek ik verveeld uit het autoraam. Elke auto had een gezicht. De koplampen waren de ogen, het chroom erboven de wenkbrauwen, het merktekentje de neus, etc. Zoals gewoonlijk, passeerden we een rotonde en daar zag ik het voor het eerst. Die bekende neonlichten, daar stond: ho-tel. Hotel! Zo had ik het nog nooit gezien. En daar stond ‘Bar’ en daar stond ‘Park’. Ik keek nog eens en nog eens. Ik realiseerde me dat ik die woorden voorheen als vormen zag. Vanzelfsprekende en mystieke tekens die toen nog hoogstens mannetjes, boten en een zwembeest vormden of – zonder vergelijking met wat dan ook – op zichzelf stonden, als een totem van een bepaalde wijk fungeerden. Het waren nu woorden geworden die anderen en ik konden lezen en die verwezen naar iets kenbaars voor iedereen.
Terwijl mijn vader iets tegen mijn moeder zei en daarbij de muziek aanzette door een bandje in de autoradio te duwen, werd ik, voor hen onmerkbaar, overvallen door een merkwaardig soort spijt. Ik probeerde de woorden zolang mogelijk na te kijken. Maar hoewel ik vol overgave probeerde, ik kon de woorden niet meer ‘ontlezen’. De wereld van de koddige vormen die ik voorheen verspreid zag staan op gebouwen, op borden, eigenlijk overal, was voorgoed verdwenen. ‘Dit zien volwassenen dus al die tijd al’. Voorin zette een geanimeerd gesprek zich voort. Achterin voelde ik me dankbaar toegelaten tot deze nieuwe leesbare wereld die volwassenen met elkaar bleken te delen en waar je als kind geen weet van had. Daar hoorde ik nu toch maar mooi bij.
Toch overheerste het gevoel van melancholie, van afscheid nemen van dit, mij dierbare, deel van mijn kind-zijn. De Roverkoning had niet alleen de overbodige letters weggeroofd maar ook mijn tot dusver haast magische zicht op de werkelijkheid. Toegang tot de geroofde buit van de Roverkoning heeft geen mens. Waar hij zijn geroofde letters laat? Dat heeft onze juf ons nooit verteld. Wie zal het zeggen? Tot mijn spijt, besefte ik wel dat de Roverkoning meer geroofd had dan een letter hier en daar. Mijn oude manier van ‘zien’ bestond niet meer. Ik was voorgoed beroofd van de toegang tot de magie van de pre-leeswereld, wellicht door de man met de gouden schaar. Een passerende Honda keek me onderzoekend aan. Leren maakt soms meer kapot dan je lief is.
Deze column is geschreven door drs. Jorrit Stevens. Jorrit is als adviseur en partner verbonden aan GrasFabriek. Hij richt zich op adviseren bij: samenwerken & organiseren, ontwikkelen & leren. Ook is hij redacteur en mede-oprichter van Fernweh.
Geef een antwoord