• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud

Fernweh Magazine

Ontsnap. Steeds vaker. En verder..!

  • Actueel
  • Cultuur
  • Artikelen & Interviews
  • Colofon
  • Winkelmand

Filosofie

Adem halen

Adem halen

by Redactie Fernweh Magazine · apr 15, 2020

De natuur haalt adem.

In diepe teugen wordt de schone lucht naar binnen gezogen. Vogels hebben het hoogste woord. Er is geen vuiltje aan de lucht.

Ondertussen is de vraag aan de orde hoe we de economie weer aan de praat krijgen. Wanneer kunnen we weer vliegen? Consumeren? Kopen? Met z’n duizenden tegelijk op een weilandje springen op de dreunende beat van DJ Huppelepup.

Als een verstokte roker die net zijn laatste sigaret heeft uitgedrukt verlangen we al weer naar de volgende. We weten heus wel dat het slecht voor ons is. Maar ja.

Symbolisch wel dat het Virus ons de adem beneemt. En de natuur weer wat lucht geeft. Zou het een boodschap zijn?

Maar luisteren we ook?

Kunnen we nog wel stil genoeg zijn om de subtiele boodschap van de natuur te horen? Of zijn we te druk met het redden van de economie en onze eigen kleine handeltje? Druk met zoomen, teamen, skypen… Alles om maar niet stil te vallen, stil te zijn. Want stel je voor dat we nu echt anders zouden moeten leven. Dat ons luxeleventje hier eindigt. Geen weekendjes Barcelona meer. Nooit meer in de file staan in je peperdure bolide. Nooit meer…

Nee, dan liever maar gewoon proberen te redden wat er te redden valt. In elk geval tot de volgende crisis. En de volgende.

Ondertussen haalt de natuur adem. Voor zolang als het duurt.


— Geschreven door: Ben Kuiken. Geplaatst met zijn voorafgaande, vriendelijk toestemming.

Afbeelding boven artikel: Yeh Tzu-Chi, Yan-Ming Mountain in June, 2009 – 2010, Tempera en olie op linnen, (122 x 224 cm). For sale on: Artsnet.com [‘fair use’].

Afbeelding in artikel: maker onbekend.

Categorie: artikelen derden, Filosofie

Stilstand door corona als bron van geluk

Stilstand door corona als bron van geluk

by J. Stevens · mrt 26, 2020

Juist het tot stilstand komen van het maatschappelijk leven vanwege de corona-pandemie, biedt ons misschien – geheel onverwacht – de juiste omstandigheid voor zoiets als… GELUK! In onderstaande geciteerde passage uit het essay van Arnon Grunberg: Het wonder van de stilstand. Het existentialisme van Le conseguenze dell’amore, legt de schrijver uit hoe dat mogelijk is:


Ordnung muss sein is geen typisch Duitse aberratie, maar een menselijk noodzakelijkheid. En die orde vereist een zekere onveranderlijkheid. Regelmaat is vertrouwen op stilstand. De vrijheid mag lonken, maar liefst niet de hele dag. Eigenlijk zo min mogelijk, wanneer zij uitsluitend tijdens de grote vakantie lonkt, is het al zwaar genoeg. De landerigheid die zo typisch is voor de vakantie, is weinig anders dan de vrijheid die werd afgewezen omdat het te warm was voor zoveel inspanning. Boven de 25 graden zou men vrijheid moeten afschaffen.

Goed, het leven is een ritueel. De vrijheid lonkt tijdens de grote vakantie, maar goddank is die zomer snel weer voorbij en kan de bestrijding van de anarchie traditiegetrouw met voortvarendheid ter hand worden genomen. Waar je dan op uitkomt is het wonder van de stilstand.

     Nu heeft stilstand in onze contreien om allerlei redenen een negatieve bijklank. In beweging moet het leven zijn. En de mens dus ook. Werken moet hij, en als hij klaar is met werken moet hij sporten, want werken betekent achter een bureau zitten en dat is zoals bekend ongezond. Stilstand is achteruitgang. Stilstand is onproductief. Stilstand is de dood.

     Ooit hechtte de aristocratie aan deze of gene vorm van stilstand, mede dankzij het door elkaar husselen van de standen, de vrijheid lonkte weer eens, werd productiviteit een moreel imperatief. Stilstand werd de vijand van de economie en daarmee de vijand van de mens. Hoe eigenaardig. Want het jagen op geluk is toch weinig anders dan het jagen op stilstand.

     Het geluk staat stil, zoveel is zeker. Het bed hoeft niet meer verlaten te worden, eindelijk vallen laken en wereld samen. De dienstmaagd verschijnt met de pannenkoeken, de po wordt geleegd, zelfs het weer is gestremd. ‘De ware paradijzen zijn de paradijzen die je hebt verloren,’ schreef Marcel Proust.

    Geluk is de toestand waarin je het verlorene nog even om je heen hebt. Je hebt het al verloren, maar het is er nog even. Het is nog niet weggehaald. Daarom is stilstand ook zo cruciaal voor het geluk. Elke beweging brengt de machine van het verlies op gang. En als die machine eenmaal op gang is gebracht, dan is er geen houden meer aan. Maar tegelijkertijd moet het paradijs om als zodanig herkend te kunnen worden al verloren zijn. Pas op het moment dat je het verliest, herken je het: sodeju, dat was het paradijs.

     Uitzicht op het eigen verlies dat nog net aaibaar is. Zoiets zal ik me dan maar voorstellen bij geluk en nu wordt pijnlijk duidelijk hoe hopeloos het najagen van dat geluk is. Waar iets nagejaagd wordt, verdwijnt de stilstand. Het najagen brengt onherroepelijk de machine van het verlies op gang.


BRONNEN
Citaat

Arnon Grunberg, Het wonder van de stilstand. Het existentialisme van Le conseguenze dell’amore, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2013. (Dit essay maakt ook deel uit van de bundeling ‘Buster Keaton lacht nooit. Arnon Grunberg over film).

Foto

Thurman ‘Sparky’ Maddox 2020. Geplaatst met zijn vriendelijke toestemming.

Categorie: artikelen derden, Boeken, Cultuur, Filosofie

Blijven lopen. Op de hoogten van wanhoop

Blijven lopen. Op de hoogten van wanhoop

by J. Stevens · mrt 20, 2020

Het ‘juiste’ doen en het ‘foute’ nalaten? Daartoe zijn we zeker in tijden van Corona gehouden door de premier, door de Koning, de alziende blik van de buren of op zijn minst social media. Maar wat maakt ons er zo stellig over dat een dergelijk onderscheid te maken is (‘hamsteren deugt niet’) en dat wíj dit bovendien kunnen maken? En nu we toch even gedwongen stilstaan nu immers het maatschappelijk leven tot stilstand is gekomen, kunnen wij mijmeren over vragen als: doen wij in het ‘normale’ maatschappelijke leven wel ‘het juiste’? In onderstaande teksten wordt daaraan ook getwijfeld. Ze bieden op een intrigerende manier een aanknopingspunt en wellicht een welkom tegenwicht tegen al te veel (morele) zekerheid en misschien een uitnodiging om daar eens verder over te mijmeren. Je hebt nu immers toch niets anders te doen, nietwaar?

De Noord-Limburgse band Rowwen Hèze maakte ooit al in een liedtekst duidelijk dat er geen archimedisch punt is vanuit waar we goed of fout kunnen beoordelen. De tekst begint met passages over hoe schijnbaar oneerlijk het leven is, aan de hand van twee stereotypes:

Degenen die ervoor moeten vechten:

Ze zitte allien niemand kiekt nar ze um, ze griepe d’r altied net neave (Ze zitten alleen niemand kijkt naar ze om, ze grijpen er altijd net naast)
Ze vroage zich tien kier per dag af wurrum, wurrum giet ut noeit zoals ik ut wil (Ze vragen zich tien keer per dag af waarom, waarom gaat het nooit zoals ik het wil)

En degenen die het schijnbaar allemaal maar komt aanwaaien:

Altied goj zin maake zich noeit echt druk (altijd goede zin maken zich nooit echt druk)
Noeit um ‘n grapje verleage (nooit om een grapje verlegen)
Ze hebbe van alles en altied geluk (ze hebben van alles en altijd geluk)
Ze proate te hard en ze lache te veul (ze praten te hard en ze lachen te veel)
En met probleme zien ze zoe kloar (en met problemen zijn ze zo klaar)
Wat ze neet snappe dat is flauwekul (wat ze niet snappen dat is flauwekul)
En wat ze neet wiete is miestal neet woar (en wat ze niet weten is meestal niet waar)

En men vervolgt:

“D’n iene di rent veur zien leave (De ene rent voor zijn leven)

D’n andere wandelt hiel rustig vurbeej (De ander wandelt heel rustig voorbij)

Heej zuj d’r alles vur geave (Hij zou er alles voor over hebben)

En heej zet: ‘Ze moge ut hebbe van meej’ (En hij zegt: ‘Ze mogen het hebben van mij’)

Maar klopt dat eigenlijk wel, betwijfelt zanger Jack Poels het voorgaande – als een ware filosoof. En hij mijmert daarover in het vervolg van het lied:

Woar ge ok loept en wat ge ok bint (Waar je ook loopt en wat je ook bent)

Niemand de zeat ow wat good is of sleg (Niemand die zegt je wat goed is of slecht)

Niemand de wet wie verluust of wie wint (Niemand die weet wie verliest of wie wint)

Ge komt op ut end beej ow zelf tereg” (Je komt op het eind bij jezelf terecht).

 

Rowwen Hèze – Blieve Loèpe (Blijven Lopen)


Hiermee snijdt de Limburgse band treffend en op toegankelijke wijze een thema aan, waar de Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran ook mee stoeide. Zijn werk kenmerkt zich in het algemeen door een intens filosofisch pessimisme. Zo hield hij zich in zijn werk bezig met lijden, verval en nihilisme. Kwam je bij Rowwen Hèze uiteindelijk nog ‘bij jezelf terecht’, qua morele oordelen, bij Cioran is dat nog maar zeer de vraag. Maar of dat zo erg is…?

Lees:

E.M. Cioran, On the Heights of Despair, The University of Chicago Press, 1996

 

E.M. Cioran (Rășinari, 1911 — Parijs, 1995)

 

 

Food for thought in deze tijden van Corona? Wat is beter in deze tijden: ‘Carpe diem? Memento Mori?’ Wie zal het zeggen. ‘Niemand die zegt je wat goed is of slecht / Niemand die weet wie verliest of wie wint / Je komt op het eind bij jezelf terecht’. Of misschien toch maar:

‘Be a snowflake dancing in the air, a flower floating downstream..!’


 

–

–

 

–

–

–

–

–

Categorie: Artikelen, Beeldende kunst, Boeken, Filosofie

Red niet de aarde maar de mens!

Red niet de aarde maar de mens!

by J. Stevens · feb 10, 2019

We horen steeds maar weer dat het klimaat of de aarde gered zou moeten worden. De aarde en het klimaat ‘redden’ zich wel, zelfs al warmen ze enorm op. De planeet blijft wel bestaan, maar wíj…

‘Binnenkort zal het te laat zijn…’

Bruno Latour, een Frans socioloog, antropoloog en filosoof die zich voornamelijk bezighoudt met wetenschapssociologie en technieksociologie, tweette vorig jaar, daarom zeer terecht dat de gangbare taal die we hanteren: ‘opwarming van de aarde’, ‘klimaatprobleem’, ‘klimaatsceptici’, ‘broeikaseffect’, etc. in feite de zaak waar het écht om gaat maskeert, er omheen draait of zoals hij het noemt: ‘depolitiseert’.

Encore un appel hier dans le Monde pour ‘sauver la planète’. Mais la planète n’est pas en danger et nous sommes incapables de la sauver.
C’est nous qu’il faut sauver nous et ceux dont nous dépendons et qui dépendent de nous. Pourquoi lancer des appels qui dépolitisent à ce point?”

– Bruno Latour, 4-9-2018 (Twitter)

Vertaling:

Nog een oproep gisteren in Le Monde [Frans dagblad, Fernweh] om ‘de planeet te redden’. Maar de planeet is niet in gevaar en we kunnen haar niet redden.
Wíj zijn het die gered moeten worden en zij van wie we afhankelijk zijn en die afhankelijk zijn van ons. Waarom oproepen doen die dit punt zo depolitiseren? ”

– Bruno Latour, 4-9-2018 (twitter)

Bruinkoolwinning (D). Grootste ‘graafmachine’ ter wereld.

Bomen. Weten onze kinderen nog wat dat zijn?

Zelfs als zou het 80 graden Celsius worden op aarde, de planeet draait wel door en ook blijft er een klimaat. Maar wij mensen en alle andere dieren overleven dat niet. En ook ‘de klimaatsceptici’ die menen dat de opwarming niet door de mens komt: wat maakt het uit? Al komt het door natuurlijke processen. Al komt het door de Paashaas. Die planeet redt zich wel. Het gaat er dus om dat ‘wíj het zijn die gered moeten worden en zij van wie we afhankelijk zijn en die afhankelijk zijn van ons’, zoals Latour het ‘juister’ verwoordt.

Een echt mensenprobleem, die opwarming en uitroeiing van ons, de mensheid. En een nogal nijpend probleem zou je zeggen, maar ondertussen geldt helaas ook nog die andere wijsheid van de Franse acteur en filmregisseur Jean Yanne, nietwaar? Hij zegt (vertaald):

Iedereen wil de planeet redden maar niemand wil het vuilnis even buiten zetten.”

(“Tout le monde veut sauver la planète, mais personne ne veut descendre les poubelles”)

 

Categorie: Artikelen, Artikelen & Interviews, Filosofie Tags: #broeikaseffect #globalwarming #klimaatprobleem #discours#anthropoceen #reddeaarde #BrunoLatour #GrasFabriek#beleidsprobleem #beleidstaal #denkadvies

Het monotone bestaan als bron van poëtica

Het monotone bestaan als bron van poëtica

by J. Stevens · apr 9, 2017

Paterson is een doodgewone stad in New Jersey (V.S.) met bijna 150.000 inwoners. Paterson is ook de naam van een intrigerende film.

Misschien woon jij ook wel in een gewone stad. En misschien heb jij ook wel heel gewoon werk, zoals zovelen. Misschien wel net zo gewoon als Paterson, die naar de gelijknamige stad genoemd is en daar ook woont. Maar Paterson – zowel de film, de stad als de hoofdpersoon – is ‘gewoon’ heel ‘bijzonder’.

De gewone werkweek

Voor Paterson, gespeeld door Adam Driver, gaat de wekker elke dag op hetzelfde tijdstip. Dan wordt hij wakker naast zijn geliefde Laura, die doordeweeks nog even doorslaapt als hij al opstaat. Na het ontbijt wandelt hij met lunchbox in zijn hand naar de remise waar hij als chauffeur alvast achter het stuur van zijn stadsbus plaatsneemt totdat hij het vertreksignaal krijgt van zijn baas. Tussen het vertrek van huis en zijn vertrek per bus alsook in zijn lunchpauze dicht hij een aantal nieuwe regels en schrijft deze in zijn poëzieschriftje.

Gedurende zijn dagdienst als buschauffeur slaat hij de passagiers in zijn bus kalm gade. Hij luistert de hele dag aandachtig naar hun onderlinge conversaties en de taal waarin die vorm krijgen. Als zijn dienst er opzit wandelt hij weer door een normale stadse omgeving vol industrieel erfgoed naar huis. Na het avondeten met zijn vriendin Laura laat hij hun Engelse Buldog uit. Eenmaal aangekomen bij zijn stamcafé bindt hij hem zolang bij de deur vast en drinkt zelf binnen even een biertje terwijl hij een gesprekje met de barman voert. Een eenvoudig leven vol routine. Hoe dan ook: zo ziet de gewone werkdag voor Paterson er vijf dagen per week uit. Niet erg bijzonder. Saai zelfs.

De schoonheid van het alledaagse

Maar gaandeweg ga je als kijker het poëtische van dit schijnbaar saaie bestaan ontdekken. Je ziet en voelt als kijker steeds meer het bijzondere in het gewone. De volstrekt normale gebouwen die de hoofdpersoon in zijn ochtendwandeling geroutineerd passeert, lijken elke dag wel wat mooier te zijn geworden, hoewel ze feitelijk exact hetzelfde zijn. De voorspelbaarheid van Patersons dagelijkse routine vergt geen enkele noemswaardige (mentale) inspanning van hem en dat biedt hem precies waar het hem kennelijk om gaat: de vrijheid om zich met het schrijven van poëzie bezig te houden. Opvallend is daarbij, zeker in het huidige selfie-tijdperk van Facebook, Instagram en Snapchat, dat hij zijn poëzie niet aan anderen toont, niet publiceert en er niet beroemd mee wil worden. Dichten over de realiteit (niet over abstracte ideeën maar over de concrete dingen van alledag) is zijn dagelijkse realiteit. Die gewone realiteit, blijkt althans via zijn gedichten poëtischer dan je denkt. Maar hij dicht niet voor anderen noch voor de kijker. Dagelijks dichten doet hij louter voor zichzelf.

Zo zien we zeven gewone dagen uit het leven van Paterson. Regisseur Jim Jarmusch levert met deze twaalfde film van zijn hand, een ingetogen pareltje af. Hij brengt het routineuze leven van Paterson ook volgens vaste routines in beeld. Elke dag wordt vanuit dezelfde camerastandpunten gefilmd. Vaste momenten in het leven worden gedocumenteerd. Hiermee versterkt Jarmusch het gevoel van routine en het beeld van het schijnbaar saaie leven van en in Paterson.

Paterson met buldog Marvin

Laura, de vriendin van Paterson is wellicht zijn tegenhanger. Zij verlangt juist wél naar beroemdheid. Voor haar is elke dag anders. Zij experimenteert: dan weer leert ze gitaarspelen, dan weer ontwerpt ze zelf haar kleding of de gordijnen. Over de betekenis van haar voorkeur voor zwart-witte kleurstellingen in haar ontwerpen ben ik nog niet uit. Het lijkt wél of Jarmusch een voorkeur heeft voor het leven dat Paterson leidt en dat van Laura (een beetje) minacht en haar zelfs vanachter de regietafel als het ware een beetje uitlacht. Of verbeeld ik me dat?

Hoe bijzonder het gewone kan zijn

Het alledaagse komt ook tot uiting in het feit dat Paterson (en trouwens ook regisseur Jarmusch) dichters als Frank O’Hara en vooral het werk van modernist William Carlos Williams (1883 – 1963) vereren. Williams schreef in 1926 een gedicht met de naam Paterson. Zoals James Joyce zijn Dublin schetste in zijn modernistische meesterwerk Ulysses, wilde Williams zíjn geboortegrond vereeuwigen. Zo’n dertig jaar later maakte Williams van dit gedicht van toen nog slechts zesentachtig regels uiteindelijk een episch gedicht bestaande uit vijf boeken. Ook Williams liet in zijn poëzie zien hoe het gewone bijzonder kan worden. Voor Paterson geldt hetzelfde. Denk daarbij aan de afbeelding op een lucifersdoosje of de gevels van schijnbaar gewone gebouwen die langs de dagelijkse route naar zijn werk staan: toch zijn ze ook heel bijzonder, als je er maar oog voor hebt.

Een les in levenskunst

Jarmusch is er met Paterson bijzonder goed in geslaagd om de schoonheid in de routines van het (saaie) alledaagse te tonen. Mogelijk biedt deze film zelfs inspiratie voor iedereen die ongewild in eigen saai werk en dito routines denkt gevangen te zitten: Paterson laat zien dat die ‘gevangenis’, tenminste als je er maar aandacht voor hebt, juist ook de bron van vrijheid kan zijn. Zo bezien, biedt Jarmusch ons met Paterson zelfs een interessante les in levenskunst!


Paterson
  • Regie en scenario: Jim Jarmusch.
  • Jaar: 2016.
  • Met: Adam Driver, Golshifteh Farahani & Barry Shabaka Henley.
  • Productie: Joshua Astrachan & Carter Logan
  • Camera: Frederick Elmes
  • Montage: Affonso Gonçalves
  • Muziek: Jim Jarmusch, Carter Logan & Sqürl
  • Duur: 118 minuten

Categorie: Artikelen & Interviews, Cultuur, Film, Filosofie Tags: film, filosofie, levenskunst, poëzie, recensie

De hopeloze kunst een goede hotelkamer te boeken

De hopeloze kunst een goede hotelkamer te boeken

by J. Stevens · jan 1, 2017

Maar al te vaak ondervinden we dat een hotel voor vrijwel alle activiteiten geschikt lijkt: je kunt er heerlijk eten, films on demand kijken, een drankje drinken, fitnessen en sporten waaronder soms zwemmen; maar één ding kun je er niet en dat is, gek genoeg… slapen! Ik noem alleen al de technische onmogelijkheid in veel hotels om een kamerdeur zachtjes dicht te trekken; de klink kan niet omlaag dus gasten zullen de deur hard in het slot moeten trekken, op een manier waarbij veel geluid gegarandeerd is. Maar veel geluid én slapen? Precies: dat gaat dus niet samen. Niet alleen daarom is het van belang dat wij bij de keuze voor een hotelkamer zorgvuldig te werk gaan, tenminste als wij er willen kunnen slapen. En dat willen wij.

Recent had ik het genoegen om weer een boek van mijn favoriete schrijver Hermann Hesse te lezen. In zijn heel persoonlijke boek Kuren* gaat hij (heel) precies op deze problematiek in, in een prachtige passage die ons, hotelkamerboekers en mede-rustzoekers, toch niet onthouden mag worden. Ter inspiratie en overdenking voor het geval u de volgende keer weer eens door de receptioniste gevraagd wordt welke kamer u wenst…!


Passage van Hermann Hesse in Kuren*:

Baden Baden - Hermann Hesse - Fernweh[…] ik vulde een aanmeldingsformulier in, en begaf mij hierop in onderhandeling over mijn kamer, iets wat een normaal mens niet kent, waarvan de gruwelen een naïeveling ten enen male onbekend zijn en waarvan de duistere volledigheid slechts geopenbaard is aan een in een vreemd logement verzeild geraakte aan eenzaamheid en absolute stilte verslaafde, aan slapeloosheid lijdende kluizenaar en letterkundige.

Een hotelkamer nemen is voor normale mensen een kleinigheid, een alledaagse en zonder gevoelens geladen handeling die je in twee minuten achter de rug hebt. Voor een van ons echter, een van ons neurotici, slapelozen en psychopaten wordt deze banale handeling buitengewoon overstelpt met herinneringen, affecten en fobieën, een martelgang. De vriendelijke hotelier, de sympathieke receptioniste die ons, op eens gegeneerd dringend verzoek, hun ‘rustige kamer’ laten zien en aanbevelen hebben geen flauw benul van de storm van associaties, bange vermoedens, ironieën en zelfironieën die dit fatale woord bij ons opwekt. Hoe goed immers, hoe gruwelijk precies, hoe afgrijselijk diepgaand zijn wij vertrouwd met deze rustige kamers, deze decors van onze smartelijkste kwellingen, onze pijnlijkste nederlagen, onze diepst verborgen schande! Hoe vals en geniepig, hoe demonisch zien deze aardige meubels, deze goedbedoelde tapijten en vrolijke behangetjes ons aan! Hoe fataal, hoe vernietigend grijnst die vergrendelde verbindingsdeur met de kamer ernaast, die onzalig genoeg in het merendeel dezer kamers voorhanden is, doorgaans zich bewust van zijn eigen misselijke rol en derhalve preuts bedekt met een linnen gordijn! Hoe gepijnigd en onderworpen kijken wij omhoog naar het gewitte plafond, dat op het moment der bezichtiging steevast een zwijgende, lege grijns vertoont, om dan ’s avonds en ’s morgen vervaarlijk te gaan dreunen van de voetstappen der bovenburen — en waren het alleen hun voetstappen maar! Bekende vijanden zijn de ergste niet! Nee, op het noodlottige moment rollen over dit onschuldig witte vlak, evenals dwars door de dunne muren heen, onvermoede gedruisen en vibraties, weggesmeten laarzen, op de vloer smakkende wandelstokken, kolossale ritmische bevingen (duidend op gezondheidsgymnastiek), omvergeworpen stoelen, een van het nachtkastje vallend boek of glas, het geschuif van koffers en meubelstukken. En dan nog die menselijke stemmen, de gesprekken, het gepraat in zichzelf, het hoesten, het lachen, het snurken! En verder, erger dan dit allemaal, de onbekende, onverklaarbare geluiden, al die zonderlinge sinistere klanken die wij niet verklaren kunnen van van herkomst en vermoedelijke duur wij geen enkel vermoeden kunnen vormen, die klop- en woelgeesten, al dat knappen, tikken, fluisteren, blazen, hijgen, ruisen, zuchten, knarsen, piepen en fluiten — God kent de rijkdom van het onzichtbare orkest dat zich schuil kan houden in de luttele vierkante meters van een hotelkamer!

De keuze van een slaapkamer is dus voor een onzer een uiterst netelige, belangrijke en dan nog vrijwel hopeloze onderneming, waarbij met twintig dingen, met honderd mogelijkheden rekening gehouden dient. In het ene vertrek is de muurkast, in het andere de kachelpijp, in het derde de ocarinaspelende buurman bron van akoestische surprises. Daar nu de ervaring uitwijst dat de zo vurig begeerde rust en slaapgaranties bij geen enkele kamer ter wereld vast te stellen zijn, daar nu ook de schijnbaar rustigste kamer verrassingen herbergt (heb ik niet al eens om er zeker van te zijn dat er boven of naast mij geen enkele rustverstoorder aanwezig was, op een afgelegen dienstbodenkamertje op de vijfde verdieping gewoond, om daar tot de bevinding te komen dat het boven mij in plaats van de gemeden tijdgenoten, op het dak krioelde van levenslustige ratten?) zou je derhalve tenslotte geen afstand moeten doen van iedere keuze, halsoverkop in je noodlot duiken en het toeval de vrije loop laten? Is het, in plaats van jezelf te kwellen en af te peigeren om dan een paar uur later toch teleurgesteld en treurig oog in oog te staan met het onvermijdelijke, niet verstandiger om het blinde fatum zijn gang te laten gaan en op goed geluk de eerste de beste kamer maar te nemen? Zeker, dat is verstandiger. Wij doen het echter niet, wij doen het misschien hoogstens een enkele keer, want zouden intelligentie en het vermijden van opwinding alleen ons doen en laten bepalen, wat zou er dan van ons leven terechtkomen? Weten wij niet dat ons lot aangeboren is, onontkomelijk, en hechten wij desondanks niet allemaal vurig en fanatiek aan de illusie van de keus, van de vrij wil? Zou niet ieder van ons, als hij een dokter kiest voor zijn ziektes, als hij beroep en woonplaats, een geliefde en een bruid uitzoekt, dit alles even goed en met wellicht beter resultaat aan het nuchtere toeval kunnen overlaten — en kiest hij niet desondanks, besteedt hij niet een massa hartstocht, moeite en zorg aan al deze dingen? Misschien handelt hij uit naïveteit, uit kinderlijke hartstocht, in het geloof aan zijn macht en overtuigd van de beïnvloedbaarheid van het noodlot; misschien ook handelt hij uit scepsis, grondig overtuigd van de waardeloosheid al zijner bemoeienissen, maar evenzeer overtuigd dat streven en handelen, kiezen en zichzelf kwellen mooier, vitaler, bevredigender, of op zijn minst amusanter zijn dan te verstarren in passieve resignatie. Hoe dan ook, in elk geval is dit hoe ik, clownesk kamerzoeker, te werk ga wanneer ik, alle diepe overtuigdheid van de vergeefsheid en koddige zinloosheid mijner strevingen ten spijt, ondanks alles telkens weer langdurige onderhandelingen voer over de te kiezen kamer en informeer naar buren, naar deuren en openslaande vensters, naar alle eventuele bijzonderheden. Het is een consciëntieus spel, een sport, als ik mij in deze onbeduidende, alledaagse kwestie telkens opnieuw inlaat met de illusie, met de fictieve spelregel dat dit soort dingen überhaupt voor een redelijke benadering in aanmerking komt, een redelijke benadering waard is. Ik ga hierbij even slim en even onnozel te werk als een kind bij de aankoop van snoepgoed of als een speler die zijn inzet baseert op mathematische tabellen. In al deze situaties weten wij maar al te goed dat we aan het nuchtere toeval zijn overgeleverd, en toch handelen wij, vanuit een diepe geestelijke behoefte, of er geen toeval zou kunnen en mogen bestaan, alsof alles ter wereld onderworpen zou zijn aan ons redelijk denken en coördineren.

Dus praat ik de vijf of zes leegstaande kamers nauwkeurig door met de bereidwillige juffrouw van de receptie. Over de ene krijg ik te horen dat er een violiste naast woont die elke dag twee uur oefent — wel, dat is in elk geval een positief gegeven, en bij mijn engere keuze streef ik nu naar een zo groot mogelijke afstand van kamer en verdieping in kwestie. Ik beschik trouwens over een gevoel, een verborgen zintuig voor verhoudingen en mogelijkheden der hotelakoestiek dat menig architect mij zou moeten benijden. Kortom, ik deed wat noodzakelijk is, wat verstandig is, ik handelde zorgvuldig en gewetensvol, zoals een neuroot bij het zoeken naar een slaapkamer wel handelen moet, en met het gebruikelijke resultaat, dat zich ongeveer als volgt formuleren laat: ‘Het haalt nu wel niets uit, en natuurlijk zal ik in deze kamer dezelfde avonturen en teleurstellingen aantreffen als in elke andere, maar ik heb in elk geval mijn plicht gedaan, ik heb mij er niet van af gemaakt en de rest beveel ik nu maar in godeshanden.’ Op hetzelfde moment zei diep, zeer diep in mijn binnenste een andere, zachtere stem: ‘Zou het dan ook niet beter zijn om alles maar aan God over te laten en al dit komediespelen achterwege te laten?’ Dat gebeurt nu ook altijd in dergelijke gevallen; en zoals gewoonlijk hoorde ik de stem, zonder hem eigenlijk te horen. Voor het moment was ik opperbest gestemd, en dus verliep de procedure naar genoegen, tevreden keek ik toe hoe mijn koffer in nummer 65 verdween en ging daarna mijns weegs.”


*Bron: Hesse, Hermann [vert. Pé Hawinkels] Kuren, Atlas, 2009 [oorspr. 1925], blz. 17-21


Afbeeldingsresultaat voor ffffound hermann hesse
AFBEELDING: Hermann Hesse [Calw, D. 1877 – Montagnola, CH. 1962]. Hij ontving de Nobelprijs voor Literatuur in 1946
 

Categorie: Artikelen, Artikelen & Interviews, artikelen derden, Boeken, Cultuur, Filosofie

De Boulimisch Nervose Organisatie [Column]

De Boulimisch Nervose Organisatie [Column]

by J. Stevens · nov 3, 2016

‘Verdien € 500,-‘ zo luidt de koptekst van een mail van de HRM-afdeling. ‘Elke collega die een nieuwe collega aandraagt, verdient maar liefst €500,-‘ Het jachtseizoen is geopend, namelijk de jacht op talent. Het duurt niet lang meer voor de jacht ontaardt in een ware oorlog: een war on talent.

Raden van Bestuur weten zich in deze episode geen raad. Er is behoefte aan een boel mensen want het is een bull market. ‘Waar halen wij zo snel mensen vandaan?’, vraagt men zich af. Personele groeitargets worden gesteld en de messen geslepen, hoewel hier zonder mes en vork gegeten wordt. Gewoon, met beide handen, worden king size porties potentials gescout, topmensen ge-searched om vervolgens de organisatie binnengeschrokt te worden. ‘Sla het assessmentcenter maar even over. Binnenhalen die hap!’

Image result for ffffound fatOok zijn er organisatieonderdelen die ongemerkt enorm gegroeid zijn. ‘Ik geloof erin dat een divers personeelsbestand het beste tegemoetkomt aan de steeds diverser wordende eisen vanuit de markt’, spreekt de bestuursvoorzitter zijn troepen toe. Hij koestert de heimelijke wens om dit jaar het personeelsbestand te verdubbelen. Dit is onbeheersbare binge-werving & selectie. ‘Heerlijk schrokken, haast zonder te proeven en het punt van verzadiging komt nooit!’

Maar dan zijn er plotseling die gevoelens weer. Sommige managers voelen zich in toenemende mate schuldig. Het besef dat de organisatie in korte tijd ongelofelijk gegroeid is, lijkt door te dringen. De groei-euforie waarin het management, haast zonder erbij na te denken, mensen binnenhaalt, lijkt plaats te maken voor neerslachtigheid.

‘Zit er niet wat te veel vet op de botten bij sommige organisatieonderdelen?’ vragen sommigen zich heimelijk af. Zij vrezen dat het overgewicht op bepaalde plaatsen in de organisatie zichtbaar wordt. Gelukkig zijn daar de beoordelings- en functioneringsgesprekken weer, het middel voor ontslagaanzeggingen. De leiding beeldt zich in dat de eigen organisatie een enorme overhead heeft. Voordat deze ook anderen opvalt, laat de organisatie nu, met horten en stoten, mensen vertrekken. Voor de buitenwereld lijkt de omvang van de organisatie altijd constant. Stiekem, buiten het zicht van de buitenwereld, verlaten evenwel hele businessunits de organisatie. Ook intern wordt er nauwelijks over gepraat.

Image result for bulimia ffffoundDe kaasschaaf heeft inmiddels plaatsgemaakt voor de botte bijl. Kerntakendiscussies zijn aan de orde van de dag. ‘Waar staan wij als groep nog wél voor en waarvoor níet meer?’ De bekende adviesbureaus worden, als laxeermiddelen, ingehuurd om de hele dekselse boel eruit te mieteren. Ook bij sommige bekende adviesbureaus zelf, wordt de botte bijl van stal gehaald.

Aan de kwaliteit van high potentials en relatief nieuwe professionals wordt ineens getwijfeld. Destijds met veel bombarie binnengehaald, nu alweer uitgekotst. De broekriem wordt aangehaald, al het overtollige personeel wegbezuinigd. Managers voelen zich wat schuldig. Het snelle afslanken van de organisatie begint door te werken in de dagelijkse operatie van de organisatie: de dienstverlening hapert zo nu en dan. De stemming is depressief en neerslachtig.

Maar dan zijn er plotseling afdelingen waar ongemerkt alweer mensen zijn aangenomen. De RvB vraagt zich alweer af: ‘Hoe komen wij aan goede mensen?’ Het duurt niet lang of de afdeling HRM begint plannetjes te smeden. ‘Zou het geen goed idee zijn om collega’s te belonen met € 500,- als zij nieuwe collega’s werven?


Deze column is op 27-1-2010 eerder gepubliceerd in: De OrganisatieActivist


In deze column heb ik de typering van Bulimia Nervosa in DSM-IV, zoals gehanteerd binnen de psychologische wetenschappen, vrij vertaald naar een organisatietypologie binnen het daar geldende discours, in verhalende stijl, JS.

drs. Jorrit Stevens is als adviseur & partner verbonden aan: GrasFabriek | Veranderen met betekenis

Categorie: Artikelen, Filosofie

  • Ga naar pagina 1
  • Ga naar pagina 2
  • Ga naar Volgende pagina »

Copyright © 2023 Fernweh Magazine · Log in

  • Home
  • Winkel
  • Winkelmand
  • Mijn account
  • Inschrijven voor de nieuwsbrief