• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud

Fernweh Magazine

Ontsnap. Steeds vaker. En verder..!

  • Actueel
  • Cultuur
  • Artikelen & Interviews
  • Colofon
  • Winkelmand

Recensies

Albumtips week Nr. 32 | 2016

Albumtips week Nr. 32 | 2016

by J. Stevens · aug 7, 2016

Albumtips week Nr. 32 | 2016

Deze week tippen we – inclusief bonustips – maar liefst 5 uur en 47 minuten aan de beste nieuwe muziek. Er is genoeg te ontdekken deze week: van Americana, Blue Grass, Country tot Electronica, Rap, Reggae, Rock en Roots. Zet je versterker snel op 10 en geniet van het ontdekken van deze nieuwe albums.

  1. Blues Pills – Lady in Gold
  2. Adam Holmes & The Embers – Brighter Still
  3. Modest Mouse – Night on the Sun
  4. Hieroglyphic Being – The Disco’s of Imhotep
  5. Max Romeo – Horror Zone

 

BONUSTIPS:

  • Cam & China – Cam & China
  • Wild Beasts – Boy King
  • Irene Kelley – These Hills
  • John Gorka – Before Beginning -The Unreleased I

1. Blues Pills – Lady in Gold

Op hun debuut uit 2014 verzuimde het Zweedse Blues Pills nog enigszins de hooggespannen verwachtingen waar te maken, na een daaraan voorafgaande EP. De sound die deed denken aan Janis BLUES PILLS - LADY IN GOLDJoplin die ingelijfd was door Black Sabbath bracht een aantal ijzersterke songs, maar was nog niet genoeg uitgekristalliseerd om een compleet album te dragen. Dat is op Lady In Gold wel anders, wat overigens ook in lichte mate geldt voor het geluid van de band. De retro-rock ligt er wat minder dik bovenop en steeds vaker krijgt de stem van zangeres Elin Larsson de soulvolle muzikale omlijsting waarbinnen ze het beste tot haar recht komt. De gitaren zijn zeker niet weg, maar worden door een wat beter afgewogen productie absoluut veel effectiever ingezet. Een mooie en indrukwekkende stap naar een eigen sound die veel meer vertrouwen geeft op een artistieke toekomst dan de spanning die toch wat te strak aan het debuut trok. Recensie: M. Koetsier.

CONCERTTIP: Zondag 13 november 2016 treedt Blues Pills op in 013 in Tilburg. Daarbij is overigens Kadaver wel het hoofdprogramma. Blues Pills schijnt live heel erg goed te zijn. Reserveer dus snel kaarten voor ze uitverkocht zijn (de kaarten vliegen op dit moment de deur uit maar er zijn er nu nog genoeg).Voor het gemak staan hier de contactgegevens van 013. Zo wordt reserveren wel heel gemakkelijk, toch?

013 – Veemarktstraat 44 – 5038 CV – Tilburg +31 (0) 13 4609500 www.013.nl/

 

2. Adam Holmes & The Embers – Brighter Still

Tweede album van Edinburgh singer-songwriter Adam Holmes. We misten deze release op 10 juni 2016 dus komen we er nu alsnog mee als albumtip. Want missen mag je deze plaat niet. Welke muziekstijl is het? Tja, soul-folk zou je het kunnen noemen met een vleugje Americana. Soms denk je aan The Band, of John Martyn, en plotseling heeft een song een Afrikaans ritme en denk je m Paul Simon. Duidelijk niet onder een noemer te vangen dus. Maar wat een prachtige songs. Z’n donkere warme stem, die eenvoud, het is een album dat werkelijk bij elke draaibeurt mooier wordt.

 

3. Modest Mouse – Night on the Sun

Voordat hun debuut ‘The Moon & Antarctica’ op een major label uitkwam, bracht Modest Mouse de EP MODEST MOUSE - NIGHT ON THE SUN‘Night on the Sun’ uit. Daarop stonden slechts zes tracks. Verder was er ooit nog op vinyl een 12-inch die ook weer dezelde naam had maar niet hetzelfde was. In ieder geval was de EP waar we het nu over hebben eerst exclusief in Japan op CD verkrijgbaar gedurende hun tour door dat land. Niet gek dus dat die CD veelgezocht was in de rest van de wereld. Op de EP staan vroege demo’s voor Moon & Antarctica die nu dus voor het eerst op deze EP staan: Wild Packs of Family Dogs, Dark Center of the Universe en Your Life (bekend als: Lives). Zeer de moeite waard.

Ach ja, beter laat dan nooit zullen we maar zeggen. 16 jaar na dato is hij nu eindelijk op Spotify, CD en Vinyl ook te koop in de EU en de VS…

 

4. Hieroglyphic Being – The Disco’s of Imhotep

Jamal Moss is de man achter Hieroglyphic Being en u heeft geluk want u kunt nu zijn meest toegankelijke plaat ooit horen, terwijl zijn specifieke smaak niet verloren gaat. Moss is een outsider die wel al eerder produceerde onder de namen: Sun God en bijvoorbeeld Africans With Mainframes. Hij houdt van piepjes en bliepjes en van gebrekkige rythmes en ruines van geluidlandschappen. Hij is afkomstig uit Chicago, verruilde ooit zijn TV voor de draaitafels van Deep House pionier Ron Hardy, volgens The Guardian en: “Moss is a direct link back to house mecca the Muzic Box—and through his interest in Afrofuturism, spirituality, and science fiction, his work offers a route forward, too.”

Dit is zijn eerste langspeler, eentje die uitkomt op het beroemde Ninja Tune (via hun imprint Technicolour). Op zijn vorige LP ‘We Are Not the First’, werkte hij samen met drummer Greg Fox (Liturgy) en leden van het buitenaardse (en overigens geniale, JS) Sun Ra Arkestra. Moss noemt de op de dansvloer gerichte stijl op The Disco’s of Impthep “synth expressionism” of “rhythmic cubism.” Het is mystiek, jazzy, G Funky, en cosmisch zoals we van Sun Ra gewend zijn maar dan gegoten in hedendaagse dancemuziek, met soms zelfs rechttoe rechtaan four-to-the-floor beats maar dan wel richting de 130 BPM. Bijzonder dus. Onze tip: voetjes van de vloer op een zwoele avond op deze unieke muziek van de hand van Jamal Moss. Recensie: J. Stevens

 

5. Max Romeo – Horror Zone

Deze plaat die op 22 juli 2016 uitkwam is het beste als volgt te beschrijven: roots reggae legende Max Romeo gaat precies verder waar hij 40 jaar geleden gestopt is met de – uiteraard – door Lee ‘Scratch’ Perry geproduceerde plaat (klassieker): ‘War Ina Babylon’. Als je die plaat niet kent moet je hem zeker even luisteren. Echt de moeite waard. Romeo is al een heel leven lang aan het musiceren vanuit Jamaica en live in de rest van de wereld. Je kent hem zelfs als je hem niet kent, bijvoorbeeld van de door Jay-Z en de Prodigy gesampelde ‘Chase the Devil’. Als iemand de duivel gedurende uw vakantietijd de wereld uit kan jagen is Max Romeo het wel. Snel aanzetten dus! Recensie: J. Stevens.

 

BONUSTIPS

  • Cam & China – Cam & China

Cam & China zijn tweelingen uit Inglewood en oudgedienden in de jerkin’ scene van Los Angeles. De twee zijn voortreffelijk op elkaar ingespeeld en dat levert een hele hele brute en opwindende plaat op in de categorie rap. Dit album kwam iets eerder dan deze week, namelijk op 30 juli 2016 al uit en krijgt nu alsnog een plaatsje in onze tiplijst.

 

  • Wild Beasts – Boy King

Sinds het tweede album van Wild Beasts, Two Dancers, werd genomineerd voor de prestigieuze Mercury WILD BEASTS - BOY KING -LTD-Prize, is deze Britse band uitgegroeid tot een van de beste artpopacts van de laatste jaren. Waar de synthpop op de prachtige platen Smother (2011) en Present Tense (2014) meer ingetogen van aard was, klinken Hayden Thorpe, Ben Little, Chris Talbot en Tom Fleming op hun vijfde album opvallend vuig. Boy King werd opgenomen in Texas met producer John Congleton, die we kennen van zijn werk voor onder meer Swans, Suuns en Explosions In The Sky. Hij duwde Wild Beasts richting een veel zwaarder klinkende sound, die leunt op vervormde gitaren en dreigende elektronica. De invloeden uit de jaren tachtig zijn niet ver weg en dankzij de falsetzang van Thorpe en de bariton van Fleming is de band bovendien nog steeds uit duizenden herkenbaar, maar wennen is het wel even. Net als eerder werk blijkt Boy King gelukkig echter een groeiplaat pur sang en bij nader inzien minstens zo goed als zijn voorgangers. Recensie: M. van Ravenhorst

 

  • Irene Kelley – These Hills

Hoe prettig Bluegrass (in casu de variant uit de Appalachen), Country of Americana kan zijn? Luister eens KELLEY, IRENE - THESE HILLSnaar deze plaat die al in juni 2016 uitkwam. Diverse folk-vormen vloeien samen tot een plaat die een hele eigen signatuur van Kelley heeft. Haar stem is contemplatief en heeft blues maar is ook expressief en vrolijk. Recensie: J. Stevens

Out on the horizon, I can see the mountains risin’ and I feel the comfort of a long lost friend,  In my soul and in my spirit, I can almost hear it and I know the answer’s waitin’ round the bend,  Blowin’ in the Carolina wind.”

 

  • John Gorka – Before Beginning -The Unreleased I

John Gorka is met zijn prachtige en integere folkliedjes vanaf het begin van de jaren negentig niet weg te GORKA, JOHN - BEFORE BEGINNING -THE UNRELEASED Idenken uit de folk-scene. Met diepe stem vertelt hij in zijn nummers, en tijdens optredens ook over zijn nummers, bevlogen verhalen die hij begeleidt met gitaar en andere snaarinstrumenten. Deze plaat kwam al in juli uit maar nu alsnog in onze albumtips. We smokkelen dus een beetje…

Gorka, geboren in 1958, kreeg als kind een gitaar als kerstcadeau, die vervolgens door zijn broer geconfisqueerd werd, waardoor Gorka uiteindelijk eerst de banjo leerde bespelen alvorens hij de felbegeerde gitaar weer in handen kreeg. Tokkelen kan hij dus als de beste. Luister naar deze prachtige plaat (en als je tijd hebt: naar zijn vorige).


Onze wekelijkse Albumtips-playlist is hier (en) via Spotify te beluisteren:

(nr. 1 in bovenstaande playlist overslaan want dat is een bug)

Categorie: Cultuur, Muziek, Recensies

Een autobiografie die dampt als een alcoholist in de vroege morgen | RECENSIE

Een autobiografie die dampt als een alcoholist in de vroege morgen | RECENSIE

by J. Stevens · jul 23, 2016

Hoe zou het zijn als een schrijver / dichter de hoogte- en dieptepunten in zijn leven en de punten daartussen aan een muur zou openbaren en dat je daar dan, zonder dat hij het opmerkt, bij zou kunnen zijn? Of dat jij als lezer misschien die muur wel bent; dat hij het aan jou vertelt?

Het antwoord op die vraag geeft de roman van Erik Jan Harmens getiteld: hallo muur met de dubbelzinnige ondertitel Verslag van een leven tot op de bodem.


BOEKRECENSIE

→ hallo muur – Erik Jan Harmens


Een man, erik jan harmens hallo muur recensieErik Jan (zonder streepje!) Harmens – tevens schrijver van het boek – spreekt tegen een muur over zijn leven. Over hoop en dromen, over angst, falen, jeugdherinneringen, vriendschappen en liefdes. Amoureuze veroveringen, schaamtevolle momenten, hunkeringen en levenstrofeetjes in vroege jeugd en later leven passeren de revue. En drank. Heel veel drank. Een alcoholist die tot de bodem van zijn glaasje (zijn drankverslaving) gaat en ook dieptepunten (de figuurlijke bodem) in zijn leven tegenkomt, (soms) weer opkrabbelt en daarover nietsverhullend schrijft. Hij spreekt weliswaar tegen een muur. Dat weet je. Maar evengoed wordt de muur soms tientallen pagina’s lang niet genoemd. Je vergeet dat hij tegen de muur spreekt. Het lijkt of hij tegen jou spreekt, je zijn leven meebeleefd en dan, net als hij, zelf een beetje dronken bent. Soms lijkt het zelfs alsof je Erik Jan bent en soms ben je voor je gevoel de muur die als een soort stilzwijgende psychoanalyticus de patiënt aanhoort.

FANTASIELOOS RAUW NEDERLANDS REALISME

Ook dit boek, zoals zoveel boeken van Nederlandse auteurs, is natuurlijk weer eens geschreven in een rauw Nederlandse realisme dat we kennen van bijvoorbeeld Wolkers (Turks Fruit, Kort Amerikaans, etc.). Het lijkt er daarbij kennelijk om te gaan de werkelijkheid zo rauw mogelijk neer te pennen en daarbij zogenaamde taboes als piemel, poep en plas niet te schuwen qua nauwkeurige beschrijving. De fantasie, voor zover al aanwezig, is er niet om te ontsnappen aan de rauwe realiteit. Zo loopt de hoofdpersoon: “Op de te klein gekochte gympen die mijn beide grote tenen afknellen, waardoor er donkere vlekken verschenen onder de nagels, die voorlopig niet meer weggaan.” (blz. 8) Dat is de gore realiteit natuurlijk maar deze speelt verder in het verhaal geen enkele rol meer. Nou is er niks tegen het beschrijven van het effect van te kleine schoenen op voeten, maar wat pleit er eigenlijk vóór?

Dit is niet kritiek die ik alleen op de stijl van dít boek heb maar in het algemeen op veel van de Nederlandse literatuur. De boeken van Wolkers Turks Fruit, Kort Amerikaans en ook van andere schrijvers, zoals recent ‘Dijk’, ‘de Wolkenridder’, de boeken van Philip Huf en ik kan nog wel even doorgaan.

Ook in hallo muur toont de fantasie zich nauwelijks maar als… dan is deze vaak van filosofische aard, houdt hij nauw verband met de rauwe werkelijkheid en is soms grappig. Graag meer daarvan! Zo zegt de hoofdpersoon, alcoholist:

“Ik drink al anderhalf jaar niet meer, muur. Dat is waar, al kan het ook voor de bühne zijn en sluip ik in werkelijkheid elke nacht naar het schuurtje om daar een fles Bacardi aan mijn mond te zetten. Misschien doe ik dat zelfs wel onbewust, wandelend in mijn slaap, al is het dan wel de vraag wie steeds de Bacardi bijvult die daar zou moeten staan”.

Het lijkt haast een hedendaagse Nederlandse versie van Zhuang Zhou die ooit droomde dat hij een vlinder was die niet wist dat ie Zhou was. Toen hij wakker werd was hij Zhou. Droomde Zhou (een mens) nou dat hij een vlinder was of droomde de vlinder dat ie Zhou was? Op zich levert dit interessante zelfbespiegelingen op waar hij vaak niet op doorgaat want het rauwe realisme dient zich dan alweer aan: “Hallo muur. Van een afstand lijk je vlak en gaaf, maar van dichtbij zie ik de putjes”. ‘Jaaahaaaa’, denk ik dan als lezer. Natuurlijk moet de muur ook even beschreven worden in al zijn rauwe realiteit. Maar waarom in godsvredesnaam? ‘Geweldig hoe deze persoon een muur in taal weet te vangen: de muur zit vol putjes. Wow!’ Zou iemand dat denken? Ik in ieder geval niet.

Maar heel soms dient hij zich gelukkig wel aan hoor, de on-Nederlandse magische fantasie. Op blz. 156 bijvoorbeeld weer:

“Als ik dronken op bed lig hoor ik buiten het ruisen van de ringweg en denk ik: dat zijn allemaal mensen die zich verplaatsen van de ene plek naar de andere. Ze hebben geen idee dat ik hier lig. Zij zien alleen maar een geluidswal, als ze ’m al opmerken.

In theorie kan een van de auto’s op de vluchtstrook tot stilstand komen, de bestuurder kan uitstappen, door het deurtje in de geluidsmuur gaan, het talud aflopen, mijn woonwijk in, en dan bij mij aanbellen, naast me in bed komen liggen, een paar minuten samen met mij luisteren naar het ruisen van de ringweg en daarna weer teruggaan naar zijn auto, om weer op snelheid te komen en in te voegen. Maar zoiets gebeurt niet: de afstand blijft.”

Als lezer grinnik je: ‘Stel je eens voor inderdaad’. Persoonlijk verlang ik naar méér hiervan.

DE VOORUITGESPOELDE VROUWENFANTASIE

Aan de muur vertelt Erik Jan over zijn jeugd en over zijn latere leven. De auteur maakt soms goed te volgen sprongetjes van hoge naar lage leeftijd en vice versa. Daarbij is de auteur erg openhartig over persoonlijke gedachten en gevoelens die een mens doorgaans bedekt laat. Zo is één terugkerend thema zijn verlangen naar vrouwen en zijn onvermogen in de omgang met hen.

“Als er een vrouw is die ik lief vind, komt er zoveel verlangen in mij los dat het haar afschrikt. Nog voor ik duidelijkheid heb kunnen geven over mijn eventuele intenties, zegt ze dat ze onze vriendschap koestert. En dan denk ik: vriendschap, vriendschap. Want ik ben in gedachten al met haar aan het zoenen en die fantasie voelt zo echt dat het lijkt alsof we echt hebben gezoend. Ik begrijp ook niet waarom zij me nog met diezelfde vriendschappelijke blik aankijkt.” (blz. 14)

De schrijver lijkt een loner hoewel hij ook wel episodes lang getrouwd is en vaak mensen om zich heen heeft. Zijn (mentale) eenzaamheid, zijn sterk verlangen naar vrouwen en de vooruitblik die hij dan vaak heeft waarin hij fantaseert al gezoend, gevreeën of zelf meer te ‘hebben’ met een vrouw voordat ze de kennismakingsfase überhaupt goed en wel voorbij zijn, vormt een patroon. In zijn jeugd speelt dat ook al als hij een basisschoolvriendinnetje met een heuse ring uit een chocolade verrassingsei ten huwelijk vraagt (!) en zij dat veel te vroeg vindt.

Nog een voorbeeld:

“Gisteren ontmoette ik een vrouw en ze is zo mooi, maar zo jong. Nog voor we ons aan elkaar hadden voorgesteld, had ik de band al vooruitgespoeld, naar het moment waarop we onze verloving bekendmaken: het meisje met de staartjes en de man met de grijze slapen.”

Dit vooruitspoelen doet hij de hele tijd. Fantasierijk is hij vervolgens wel consequent bij de voorstelling die hij dan heeft over de relatie die hij zou hebben met zo’n vrouw:

“In het weekend danst ze in clubs tot aan het uur dat ik de hond al aan het uitlaten ben, slenterend over de paden langs de bordjes met een pictogram van een schijtende dobermann.” (blz. 14)

Jawel, daar is ook de Nederlandse rauwheid weer. Dit keer in de vorm van een schijtende dobermann. Je bent bereid hem dat te vergeven, in ruil voor zijn eerlijkheid over zijn gevoelens. Die verleidde mij er als lezer toe om te denken: ‘Kom op vent, dwaal nou niet zo af. Natuurlijk heb jij ook recht op liefde maar zo verknal je het’. Je gaat, kortom, enorm meeleven met Erik Jan. Maar hij fantaseert op blz. 81 alweer ‘vooruitgespoeld’ over een andere vrouw en hij vraagt zich af:

“Misschien moet ik haar voortaan per mail deelgenoot maken van mijn fantasieën, zodat ze ook in háár geheugen worden opgeslagen, en we zonder elkaar aan te raken zo vaak het bed zullen hebben gedeeld, dat een echte hand op haar hand, op haar knie, op haar borst, rond haar kut, uiteindelijk vertrouwd zal aanvoelen, als ik haar de sleutel van mijn huis kan geven en ze uiteindelijk echt naar binnen kan ruisen, om me naar de slaapkamer te leiden en mij vanuit verschillende perspectieven naar haar lijf te laten kijken; dat lijf dat dampt als grasland in de vroege morgen.”

Een vrouw strelen durft hij, behalve in zijn vooruitgespoelde fantasie, in de realiteit alleen eens door de kapotte voorruit van een auto die net bij een ongeluk betrokken is geweest. Hij streelt de hand van een bij genoemd ongeluk betrokken vrouw die nog in het autowrak zit, tot hij en later zij wordt weggebracht. (blz. 163). Intiem zijn met vrouwen: hij is een god in het diepst van zijn gedachten, maar… in de realiteit blijft het moeilijk.

Soms lukt het hem overigens om zich – ik citeer – “klaarblijkelijk” ineens te bevrijden van angsten en oordelen (blz. 83), zo stelt hij zelf, tot zijn eigen verrassing vast. Dan betast hij ineens in werkelijkheid “alle delen van haar [Liene, JS] lichaam waar ik bij kan”, terwijl hij normaal na zijn vooruitspoelfantasieën kansloos is. Liene is dan ook niet zomaar iemand. Met haar beleeft hij niet alleen een hartstochtelijke liefde, hij trouwt met haar en samen krijgen ze kinderen.

Hoewel de hoofdpersoon soms beweert een hekel te hebben aan gevoelens, zeker in het geval van onbeantwoorde liefdes, loopt het boek er ook van over. Heel openhartig zegt hij:

“Ik zou zo graag weer eens wat voelen, al is het moeilijk te bepalen hoe sterk dat verlangen is, juist omdat ik nauwelijks meer iets voel. Pas legde iemand haar hand op de mijne en ik voelde haar hand en ik had zin om haar aan te raken en door de opening in haar blouse naar haar borsten te grijpen. Dat plotselinge verlangen, heftig als een beet van een slang, ontroerde me. Zo ervoer ik twee emoties: die van lichamelijke opwinding en die van ontroering óm die opwinding.”

Veel dichter kun je niet bij iemand komen. En tegelijkertijd dacht ik: ‘Welcome back, Jan Wolkers!’ in het eerste geval maar dan, tenminste toch in het tweede geval, een Wolkers met veel minder bravoure en meer inhibities. En na veel drankgebruik: “Omdat ik niet echt meer iets voel, voel ik die verwijdering ook niet [van zijn vrouw Liene, JS]” (– blz. 147) Dit is geen held maar een mens met verlangens en schaamte met sterkten en zwakten; een mens zoals jij en ik met wie je meeleeft, niet iemand die je als held bewondert.

VERLANGEN NAAR BEROEMDHEID

Naast zijn ‘occupatie’ als alcoholist, is hij dichter van enig bekendheid; een bekendheid die hij impliciet altijd gezocht heeft, vanaf de onvoorbereide conférence voor zijn klasgenootjes in zijn jeugd, die niet helemaal goed uit de verf komt, ondanks één leuk spontaan grapje. Ook is er zijn zelfgepubliceerde dichtbundel. Hij komt inmiddels op televisie en op het Boekenbal. En hij zoekt zichzelf op, op Google Streetview, waarop hij is te zien. Hoewel hij altijd graag beroemd zou zijn, past hem dat als de genoemde te nauwe schoenen: nu hij het is, past het hem maar matig. Ook hier is hij nietsverhullend over zijn narcistische trekjes, die overigens normaal-menselijke proporties blijven houden maar waar door mensen doorgaans niet openlijk over gesproken wordt. Erik Jan doet dat wel en dat is dus bijzonder. Ik merkte dat ik mee over hem wilde weten en me afvroeg: hoe het verder zou gaan in leven, werk en relaties. Wat dat betreft leest het als een spannende crimi en is het een echte pageturner terwijl het in die zin niet spannend is. Hallo muur intrigeert door zijn openhartigheid over het leven van Erik Jan.

REALISTISCHE HERINNERINGEN EN DE MENSELIJKE CONDITIE

Erik Jan weet soms herinneringen uit zijn jeugd op te halen die zo levensecht en natuurgetrouw worden weergegeven dat het je aan je eigen jeugd en leven doet denken. “Iemand zegt dat als je het pakje Marlboro uitvouwt, je de puntmuts van de Ku Klux Klan ziet. We proberen het en het is echt zo.” Ik kan me dat ook nog uit mijn eigen jeugd herinneren. Althans ik was het vergeten maar door Erik Jan weet ik het weer. Dat iemand op school kwam met zo’n ‘weetje’, zo’n ‘urban myth’ waar iedereen in mijn klas dan enorm van onder de indruk was. De schrijver weet de lezer zonder meer mee te nemen naar allerlei levensfasen, onder meer door dit soort feitelijke herinneringen – hij heeft een fenomenaal geheugen – en zijn onverbloemde en daardoor vaak spannende schrijfstijl. Daarnaast zijn er nog de herinneringen aan gemoedstoestanden die geweldig nauwkeurig en realistisch zijn. Niet op een Murukami-manier (hij heeft trouwens hardloopschoenen van hetzelfde merk als de Japanner – blz. 99): zacht en poëtisch maar eerder in felwit nietsverhullend TL-licht. Bijvoorbeeld op welke muziek hij schuifelt met een klasgenootje, wat hij daarbij (nog jong en onhandig) qua gevoel en denken, doet. Zo trekt een jeugd en zelfs een leven aan je voorbij vol relatieve hoogtepuntjes en gemiste kansen. En vooral: heel echt.

We komen te weten hoe hij vroeger opgroeide in een gezin waar vader en moeder op een gegeven moment gaan scheiden en gescheiden zijn. De eenvoudige vrij smakeloze kost die men at. De allesverzengende verliefdheid die hij in staat was te voelen voor een Frans meisje waardoor hij als jongeling wekenlang ziek op bed lag. Knap is ook dat hij zijn herinneringen aan gevoelens die hij had als jongeling weet te beschrijven als inderdaad vrij kinderlijk en dat naarmate zijn leeftijd vordert dat ook te zien is in zijn beschrijvingen van zijn gevoelsleven. Bovendien zijn zijn relaties met allerlei hoofdpersonen en de gedachten en gevoelens die je daar bij kunt hebben herkenbaar en ze doen je onwillekeurig mijmeren over je eigen leven en de menselijke conditie.

Als hij, in competitie, knap een poetry slam wint, schrijft hij:

“Na afloop feliciteert mijn vader me en wijst me erop dat ik me ergens in mijn voordracht heb versproken, en ik weet waar en zeg: ‘Ja, stom, ik las eroverheen, ik was er even niet bij met mijn hoofd.’

Mijn vader knikt en zo wordt de etterende wond zichtbaar die ons het plezier in het leven ontneemt, omdat we bij elk groot succes er ons geen raad mee weten en onszelf dan maar weer de grond in boren, omdat we wéten hoe het daar is, in de grond.”

westmalle tripel
Westmalle Tripel: zijn lijfdrank

Vervolgens is daar de drank (Westmalle Tripels vormen een rode draad en overigens alle drank die je je maar kan bedenken de hele dag en nacht door, maar alleen géén Grimbergen Dubbel –blz. 118) om vrijwel niet meer te verdwijnen. Ongelofelijke hoeveelheden worden gedronken. Het vormt een rode draad in zijn leven. Als lezer lijkt het soms alsof je zelf behoorlijk veel gedronken hebt. In een roes sla je als lezer snel de volgende pagina om omdat je wil weten hoe het verder gaat. Soms voel je je juist zijn therapeut die hem wil zeggen: ‘Niet meer drinken’. Drank is zijn mogelijkmaker maar ook een kapotmaker.

ANGST:

– Voor wat anderen over hem denken
Grimbergen
Van Grimbergen houdt hij niet

Een terugkerend thema is ook de angst voor wat anderen zouden kunnen denken over hem. Daarom zet hij ook geen foto van zichzelf op Tinder. Ook zijn er de goudeerlijke beschrijvingen van een gebrek aan zelfvertrouwen / een laag zelfbeeld: “Maar ik zet mijn tanden niet in haar, ik durf niet door te pakken, want ze is zo mooi dat ze alleen in theorie voor mij kan zijn weggelegd” en dan gaat het hier nog maar om een fantasie. “De praktijk is weerbarstiger. Denk ik. Weet ik. Vrees ik”, schrijft hij.

Ook vreest hij dat anderen zijn lege drankflessen en in de vuilnisbak zijn afgeknipte schaamhaar zullen vinden (“Ik vind mezelf te oud om me daar te scheren.” blz.87) en wat ze dan over hem zullen denken. Hij treft erg vergaande maatregelen om het afval te verbergen.

Hetzelfde doet hij nadat hij porno gekeken heeft op zijn computer, die natuurlijk weer diepgaand beschreven wordt. Maar al te openhartig en menselijk zijn dan weer zijn grappige beschrijving: “Daarna surf ik langs een paar websites van gerenommeerde opinietijdschriften, zodat, mocht ik dood neervallen en mijn familie wil zien welke internetpagina’s ik in de laatste minuten van mijn leven heb bezocht, men hardop zal meelezen: ‘Time, Nature, Business Week, The New Yorker, The Economist…’ ”

– Om te overlijden aan kanker

Zeker is er ook de angst voor kanker waaraan dierbaren overleden die net als Erik Jan ook veel (te veel) dronken en rookten. En telkens is daar weer dat rauwe Nederlandse realisme. Bijvoorbeeld als hij een vriend bezoekt die aan de alcohol dreigt te bezwijken. Dan wijdt hij daar de volgende woorden aan:

“Bernhard loopt de woonkamer in en ik zie een verkleuring in zijn slip rond de bilspleet. […] Alsof ik er niet ben rolt hij de strakgespannen slip omlaag, waarna een geslacht zichtbaar wordt waarvan de zak tot olifantenformaat is opgezwollen. Een gigantische, strakgespannen, blauwdooraderde boodschappentas is het, met daarin twee kloppende ballen die niets liever lijken te willen dan uitbreken. Zijn blik is niet op de zak gericht, maar vlak daarboven, op het kleine beetje vocht dat zich als tandpasta uit een tube uit de pisbuis beweegt. Het is te dik voor urine en het is zeker geen zaad. […]”

Jan Wolkers

Je ziet Jan Wolkers, in gedachten, vol toewijding in zijn neus pulken terwijl zijn zak dubbelklapt van plezier bij het lezen van deze passage. De rond de bilspleet verkleurde slips keren later overigens terug in poëzie van Erik Jan (blz. 105). Kennelijk maakt dit toch ook indruk op hemzelf. Anders bezien kun je je als lezer ook waarderend afvragen: hoe recht voor zijn raap is deze man over zijn leven? Bijzonder eerlijk tot in de nare details. Dat is bijzonder. Over zijn techniek van het neuspulken gaat overigens de paragraaf ‘Bolletje’ (blz. 75 e.v.) De bloederige realiteit van de slokdarmkanker van zijn vader wordt tot in detail beschreven. En op blz. 80 beschrijft hij hoe ‘ze’ “een minuut lang met haar harde kuthaartjes langs mijn eikel schuurt, ’m dan naar binnen leidt, zacht gromt, haar spieren aanspant, en ontspant, en aanspant […]” Etc. etc. Wolkers is nooit ver weg.

De angst voor kanker beïnvloedt hem eerst niet en later (misschien) wel. Ook daarin toont hij zich aan ons in al zijn mens-zijn: soms vol medeleven en goede bedoelingen maar op andere momenten juist weer zwak en irrationeel als hij toch weer naar de fles grijpt. Hij vertelt nietsverhullend over zichzelf en tegelijkertijd schrijft hij: “Niemand weet echt wat er in mij omgaat.” En zo is het natuurlijk met elk mens. Hoe open en eerlijk ook. Wie kan ooit een ander kennen, laat staan jij jezelf?

– Om er niet toe te doen

Dat hij zichzelf kennelijk niet goed genoeg kent blijkt uit het feit dat hij op een gegeven moment over zijn eigen grens gaat en twee keer een burn-out oploopt. “Ik zie het letterlijk voor me: een brandende, rondrennende ik die op een gegeven moment nasmeult en uitdooft.” (blz. 73). Ook hier verbergt hij zich niet voor ons. Zelfs niet als we als het ware bij hem zijn als hij nachtenlang op zijn computer ‘Footballmanager’ speelt en daarover later – weer heel menselijk, vol spijt – reflecteert:

“In de tijd dat ik aan het spel heb besteed, had ik ook iets kunnen doen wat me op de kaart had kunnen zetten. Nu heb ik avond na avond zitten juichen om de prestaties van zogenaamde spelers in een computerspel.”

Wie van ons zat er niet eens te lang achter een computer?

VERBONDEN MET DE WERELD

Soms voelt hij zich juist ook enorm verbonden met de wereld. Hij loopt dan over van liefde en vreugde. Bijvoorbeeld als hij aan het hardlopen is, een voetbal uit de sloot haalt en dan applaus krijgt van het voetbalteam dat hem net daarvoor per ongeluk erin geschoten had. “Lichter dan dit wordt het niet. Ik ben verbonden met de wereld om me heen. Ik maak deel uit van die wereld […]” blz. 100. Ook met zijn autistische zoon voelt hij, na zijn babytijd althans, een enorme band. Zijn liefde wordt daardoor alleen niet op de gebruikelijke manier beantwoord. Zijn zoon laat zich niet knuffelen en maakt geen oogcontact. Ontroerend vind ik de passage waarin hij zich dan al redenerend afvraagt:

“Misschien gaat hij later alleen ‘Ik hou van jou, papa’ zeggen al ik ‘m dat aanleer. Maar betekent dat dan ook dat hij het niet meent? Bovendien: hoeveel niet-autistische mensen zeggen elke dag niet ‘ik hou van jou’ op de automatische piloot?”

verboden vrucht
Verboden Vrucht

Ook als hij met de metro en de bus van zijn werk naar huis rijdt. Hij drinkt enkele flesjes ‘Verboden Vrucht’. Als de chauffeur uitstapt om even een sigaretje te roken, gaat hij naast hem staan, terwijl hij zijn biertje omhoog houdt, zingt hij vol overgave De Vlieger van André Hazes mee die vanuit een auto klinkt. “Ik voel me verbonden met de buschauffeur, die niet meezingt maar wel glimlacht, en met de automobilisten in deze tunnel, en met de wereld.” Geluk is er soms onverwacht en zit in kleine dingen. Dan voelt hij zijn hart opengaan, ook voor zijn familie, de levenden en de (toekomstige) doden. (blz. 192)

TENSLOTTE

Het lezen van dit boek voelt als een grote trip. Een Fear and Loathing In Las Vegas maar dan op alcohol in plaats van LSD en mescal maar wel minder fantasievol en meer rauw, realistisch Nederlands op zijn Wolkers. Dit boek is, wat mij betreft, zoals de roman Meriswin van Hafid Bouazza had moeten zijn. Als iemand de aantrekkingskracht én de afschuw die je van drank kan hebben goed voelbaar maakt dan is het Erik Jan Harmens wel. Een pageturner die je in een lezersroes beleeft. Het boek dampt, van openhartigheid en loopt over van gevoel, als een alcoholist in de vroege morgen. Misschien is het lezen en beleven van dit boek wel het beste te vergelijken met de soort van gelukzalige toestand die je voelt als je in kennelijke toestand diepe gesprekken over (de zin van) het leven hebt met je dierbaren. De pijnlijke passages worden niet vermeden. Bukowski maar dan mét veel gevoel, inclusief zijn eigen zwakten, veel minder macho en een met een weergaloos geheugen. De keuze om de hoofdpersoon zijn levensverhaal aan een muur te laten vertellen pakt goed uit. Als lezer wórdt je die muur. Soms voel je je naast Erik Jan staan. Soms hoor je hem aan als een therapeut die slechts luistert naar een patiënt. Soms wil je ingrijpen, maar net als de muur, kan je dat als lezer natuurlijk niet. Ik ben benieuwd naar zijn volgende boek.

Categorie: Boeken, Cultuur, Recensies

Restaurant VUUR te Baarn | Recensie

Restaurant VUUR te Baarn | Recensie

by Redactie Fernweh Magazine · jul 11, 2016

Het is zonnig, het is vrijdag 7 juli 2016 en het is vier uur geweest. Dus hebben wij, twee redacteuren van Fernweh Magazine zin om te borrelen en later wellicht te eten. Restaurant Vuur (‘lunch | lounge | diner’) ligt niet al te ver van Soest(dijk) en Hilversum, namelijk in Baarn aan de Hilversumsestraatweg 4, voor de omgevingkenners: bij kasteel Hooge Vuursche. Het restaurant adverteert regelmatig op buitenreclameborden in Baarn en omstreken. Eerder dit jaar bijvoorbeeld met: “Chateaubriand in januari & februari! Voor 2 personen (400 gram) met stroganoff en dikke frieten voor 45,00! Tot gauw bij Restaurant Vuur!” Vorig jaar met: “Twee gegratineerde kreeften, geserveerd met lamsoren, venkel, frieten en salade voor 32.95 p.p.” en nu met: “Kreeftenfestijn! Twee gegratineerde kreeften, lamsoren | venkel | frieten |salade €37.50 p.p.”  Is Vuur een kiloknaller annex luxe vreetschuur? Op ons maken advertenties van restaurants met daarop grammen en hoeveelheden – zeker als het om dieren gaat – nooit een goede indruk maar misschien op het publiek van Vuur wel? We zijn benieuwd.

recensie-restaurant-vuur-baarn-fernweh
ter illustratie

Onze auto’s kunnen we mooi kwijt op het witte grind van de parkeerplaats die in een U-vorm rondom het naast de provinciale weg, tegen het bos aan gelegen restaurant ligt. Een serveerster heet ons bij betreding van het terras vriendelijk welkom en zegt: ‘Kiest u maar een plaatsje hoor.’ Wij danken haar vriendelijk en staan wat dralend te overleggen waar we zullen zitten. Het hele gigantische terras (zo’n 70 zitplaatsen schatten wij) is leeg op zo’n 6 mensen na, dus keuze te over. ‘Zon of schaduw?’ We lopen verder en worden aangesproken door een man die zich behoorlijk gewichtig voordoet en zich onvriendelijk-zakelijk uitdrukt. Het zal de bedrijfsleider wel zijn. Hij vraagt ons wat we komen doen. ‘Nou we willen graag even wat drinken?’ ‘Prima’, zegt hij. We kiezen uit de vele lege tafels een tafeltje voor twee aan de straatkant, in de schaduw. We willen gaan zitten. Maar dan komt de man op ons af: ‘Deze tafels zijn alleen voor eters. U kunt daar gaan zitten’.

Restaurant Vuur - vrijwel leeg terras
Het vrijwel lege terras

We worden naar de enige tafel gedirigeerd die nog vol staat met de overblijfselen van de vorige bezoekers, waaronder volle asbak met sigaretten, een leeg pakje sigaretten en divers gebruikt servies. Deze plek bevindt zich in de lege ruimte naast het terras, tegenover de ‘hondenbar’. Afgaand op de plastic geweven lage tuinset met kussens, bekend van vele bouwmarkten, is dit een ‘loungegedeelte’. We kijken naar het grote, vrijwel lege terras dat op enige afstand ligt. De paar mensen die er zitten, drinken een wijntje. Wat bezielde ons ook om te denken dat je daar zomaar zou kunnen gaan zitten als niet-eter om half vijf? Op zich is dit geen slechte plek, maar vreemd is het wel, gezien het voorgaande.

Inmiddels brengt de serveerster de door ons gevraagde Chardonnays. De grote glazen zijn ruim gevuld, de wijn is mooi op temperatuur en smaakt goed fruitig (meloen). Niks mis mee. Onze hoop overwint het al weer snel van onze vrees en dus vragen we om de borrelkaart. Die krijgen we spoedig van een serveerster die ons behulpzaam wijst welk gedeelte van de kaart het borrelgedeelte bevat (de zgn. ‘Vuur Bites’). De tafel blijft verder nog steeds vol staan met de resten van de vorige bezoekers. Hoe kan het ook anders? Onze serveerster let niet op en de vermoedelijke bedrijfsleider is 20 minuten uitsluitend bezig met het aansteken van kaarsen op de vele lege tafels. Hmm, kaarsen gaan vóór gasten? Hoe zat het ook alweer?

Dit zijn niet onze sigaretten en asbak maar gelukkig is op dit plaatje de rest al wel afgeruimd
Dit zijn niet onze sigaretten en asbak maar gelukkig is op dit plaatje de rest al wel afgeruimd

Qua borrel is de kaart met rijke spijzen gevuld: van oesters tot kaviaar. Wij kiezen voor de ‘krokante dimsums’ met ‘sojasaus, chilisaus en lotuswortel chips’ met het ‘Fiesta brood’ met pesto en tomatentapenade. Helaas geen feestje voor ons want de serveerster laat ons als we bestellen, weten: ‘U kunt op dit moment niks van de borrelkaart of de kaart bestellen want op dit tijdstip gaat de keuken zelf eten.’ Wij vragen haar verbaasd, mede gezien haar eerdere mededeling en het tijdstip, of er misschien iets kant-en-klaars of iets anders zonder veel moeite kan worden geserveerd? ‘Misschien toch wat brood of het kaasplankje?’, proberen we. De serveerster laat na onderzoek weten: “De keuken heeft er geen zin in om nog wat te maken”. ‘Ga dan niet in de horeca werken’, denk ik, maar we knikken alleen hoogstvriendelijk de boodschapster toe.

Deze ober heeft een ongelofelijke focus bij het aansteken van de kaarsen. Hij laat zich door geen enkele klant afleiden…

Even later krijgen we bij de gratie Gods toch wat brood met drie tapenades die de eerder door de keuken gedane mededeling overtuigend bewijst. In het eerste vrij vaste rode smeersel menen we kaas en tomaat te herkennen en gek genoeg zijn we het er direct over eens dat het smaakt naar… schoen. Ja echt. Naar schoen. Wij hebben beiden natuurlijk nog nooit schoen gegeten maar het bijzondere is, dat als je deze tapenade eet, je meteen weet hoe schoen vermoedelijk smaakt. De bittere groene tapenade zal bedoeld zijn als pesto-achtig maar is qua smaak helaas op dezelfde leest geschoeid. Verse grondstoffen, jazeker, maar we vragen ons af: ‘Zit er spinazie in?’ Want bitterheid troef. Het derde smeersel bestaat uit zure olijfolie met iets donkerkleurigs waarvan we maar hopen dat het balsamicoazijn was. Gelukkig is het (waarschijnlijk kant- en klaar aangeleverde) breekbrood in ieder geval goed afgebakken en dat smaakt wél prima.

FullSizeRender(23)
Het breekbrood

We willen een en ander graag ‘wegspoelen’ met een tweede drankje. Helaas lukt het ons niet meer om de aandacht van de bediening te trekken. Onze vriendelijke serveerster is, net als ons appetijt, met de Noorderzon vertrokken. De bediening bestaat thans slechts nog uit de ‘kaarsenman’ – een ‘ober’ die zich alleen op het hoofdterras met zogenaamde eters begeeft. En eten, zo weten we, is nu sowieso niet mogelijk omdat het voltallige keukenpersoneel aan het eten is en er dan geen zin in heeft. Het terras is inmiddels, bijna een uur later, slechts voor ±5% bezet met gasten.

We besluiten dan zelf maar op te stappen. Wellicht hebben we thuis nog een Chardonnay koud staan met enkele hoogstwaarschijnlijk wél met genoegen geserveerde borrelhapjes. Dat zal ons toch vast lukken binnen een uur inclusief een – we durven het bijna niet te denken na deze ervaring – heus tweede glaasje. Bij het verlaten van het parkeerterrein zien we onze eerdere serveerster met een sigaret op een electriciteitskast in de zon zitten. Ze zwaait ons vriendelijk gedag als we voorbijrijden naar de uitgang.

Wij hadden restaurant Vuur graag gerecenseerd maar helaas zijn we in exact 1 uur tijd niet verder gekomen dan genoemde bestelling, ondanks verwoede pogingen. Wij weten inmiddels dat de service en kwaliteit van een frisdrankautomaat beter is dan die van restaurant Vuur. Of de automaat zin heeft of niet: hij levert. En alleen dát is al te hoog gegrepen voor Restaurant Vuur. Het heilige Vuur heeft bediening en keuken kennelijk verlaten, voor zover het ooit al aanwezig was.


Wij rekenden af:

  • 2 Gl. Chardonnay € 11.00
  • 1 Brood met dip €   6.00

=======

TOTAAL: € 17.00 incl. BTW


52° 12′ 08.8″ NB 5° 14′ 52.1″ OL

Categorie: Artikelen, Cultuur, Eten & drinken, Recensies

“Mensen die van wijn houden, zijn altijd leuk”

“Mensen die van wijn houden, zijn altijd leuk”

by Hans Jansen · jul 3, 2016

De directeur van wijnhuis Robbers & van den Hoogen is een echte ‘Ernhemmer’, die waakt over de continuïteit van het bedrijf en de belangen van zijn familie. “Ik ben een wijnman.”

Nooit heeft Marcel Donders (46) andere ambities gehad dan werken in het bedrijf van zijn familie, het Arnhemse wijnhuis Robbers & van den Hoogen. Maar het had wel wat voeten in de aarde voordat Marcel, met broer Rob en zus Astrid, het bedrijf in 1995 kon overnemen. “Dat kan jij wel willen, maar dat kan niet zo maar”, kreeg Marcel van zijn vader, de toenmalige directeur van het familiebedrijf, te horen. “Mijn vader stond voor belangrijke keuzes. Er was onduidelijkheid over de toekomst van het bedrijf. Er waren investeringen nodig en hij moest rekening houden met de ambities van anderen in de familie.” Broers en zus Donders boden de erflaters een duidelijke toekomstvisie en namen als vierde generatie het bedrijf over. Sinds 2001 is Marcel Donders er directeur.

Meerdere petten
In de grootste wijnbibliotheek van Nederland, tussen een lange wand vol boeken en een grote collectie kurkentrekkers, spreekt Marcel Donders over de spanning die er kan zijn tussen de belangen van het bedrijf en die van de familie.

'...het wijnhuis, vertelt ook het verhaal van zijn familie, eigenaar sinds 1842.'
‘zijn familie, eigenaar sinds 1842’

 “Je hebt meerdere petten op. Soms moet ik beslissingen nemen die in het belang zijn van het bedrijf, maar voor de familie minder gewenst zijn. Het is belangrijk dat je het eens bent met elkaar. Soms hebben we verschillende visies. Dat is niet altijd makkelijk. Ik leg dus regelmatig in de familie uit waarom ik doe wat ik doe. Twee keer per jaar geef ik een uitleg van hoe de zaak er voor staat.“

De continuïteit van het bedrijf, tot ver in de toekomst en ten bate van de familie, is voor directeuren-grootaandeelhouders een grote verantwoordelijkheid. “Ik voel een druk om de zaal om de familie tehouden. Netjes en goed. De hele familie kijkt mee welke beslissingen ik neem.” Marcel Donders is zich bewust van de plek die hij in de geschiedenis van de familie inneemt. Het Nederlands Wijnmuseum, dat grenst aan het wijnhuis, vertelt ook het verhaal van zijn familie, eigenaar sinds 1842. Aan de muren hangen portretten en foto’s van vorige generaties. Op bescheiden toon noemt Donders zich een ‘tussenpaus’. “Ik geef niet alleen het bedrijf door aan een volgende generatie, maar voor een deel ook de historie van de familie. Mijn taak is het om het bedrijf het liefst wat uit te breiden en mooier door te geven. Ik heb zelf geen kinderen, maar er is met de kinderen van mijn broer en zus wel een vijfde generatie op komst. De oudste is overigens pas 10 jaar, dus die vallen we er nog niet mee lastig. Zoals in elk familiebedrijf groeien ze spelenderwijs in de zaak op.”

Robbers-van-den-Hoogen-Wijnhuis-interview-Fernweh-Magazine
‘Uniek in Nederland’

Leuke mensen
Ook Marcel Donders is in het bedrijf opgegroeid. Hoewel hij in zijn jeugd de ruimte had om zijn eigen weg te gaan, wilde hij niets liever dan werken in en voor het wijnhuis. “Wijn is een mooi product. Je hebt contact met leuke mensen. Mensen die van wijn houden zijn altijd leuk.” Na zijn studie ‘Bedrijfseconomie’ voltooide hij de opleiding tot vinoloog, leerde de Franse taal spreken en volgde cursussen in Bordeaux, waar hij ook stage liep. “Wij zijn van oorsprong een klassiek Bordeaux-huis”, stelt hij, die zelf een groot liefhebber is van wijnen uit deze streek. Donders, die fanatiek traint voor de marathon van New York en er afgetraind uitziet, bestempelt zichzelf als ‘Bourgondisch’.

“Ik houd van lekker eten en drinken. Ik was jong toen ik voor het eerst wijn proefde. De smaak van toen kan ik niet terughalen. Maar het was meer de beleving. Ik weet van vroeger dat toen mijn moeder vroeg wat ik wilde eten, ik graag haas wilde. Maar ik kan me niet voorstellen dat ik als kleine jongen haas nou zo lekker vond. Ik wist wel dat als we dat aten, er mooie karaffen op tafel kwamen. Dat was altijd iets bijzonders. Wij zaten bij ons thuis lang aan tafel, soms extreem lang. We spraken met elkaar en luisterden naar klassieke muziek. Ik vind dat mooi, het is belangrijk. Nu is dat bijna niet voor te stellen, zo gehaast als we zijn. Later leerde ik mijn smaak te ontwikkelen. Als mijn vader een grote proeverij had gehad, zette hij de wijnen achter in de keuken. Zodra ik uit school kwam namen we de wijnen even door, even proeven. Mijn vader vroeg me dan wat ik er van vond.”

Wijncentrum
Marcel Donders is in balans, vindt hij zelf. “Net als mijn vader kan ik enorm genieten en hard werken.” Het familiebedrijf is meegegaan met zijn tijd en is op verschillende manieren gegroeid. Er is een wijncafé bij gekomen, in de villa naast het bedrijf heeft zich een restaurant gevestigd dat alleen de wijnen van het wijnhuis schenkt en er zijn verschillende wijncursussen. “Wat wij hier in Arnhem hebben gecreëerd is een wijncentrum. Alles over wijn kun je hier vinden. Dat is uniek in Nederland. Klanten komen toch voor het wijnverhaal.”


♣ Interview door: Hans Jansen | Fernweh Magazine

Categorie: Artikelen, Artikelen & Interviews, Cultuur, Eten & drinken, Recensies

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Ga naar pagina 1
  • Ga naar pagina 2
  • Ga naar pagina 3

Copyright © 2025 Fernweh Magazine · Log in

  • Home
  • Winkel
  • Winkelmand
  • Mijn account
  • Inschrijven voor de nieuwsbrief