• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud

Fernweh Magazine

Ontsnap. Steeds vaker. En verder..!

  • Actueel
  • Cultuur
  • Artikelen & Interviews
  • Colofon
  • Winkelmand

Artikelen & Interviews

Het fabuleuze verhaal van Xepsis Klerglemoss, uitvinder

Het fabuleuze verhaal van Xepsis Klerglemoss, uitvinder

by J. Stevens · apr 12, 2017

Is het mogelijk dat iemand tijdreizen ooit al heeft uitgevonden, besefte hoe gevaarlijk het was en zijn tijdreismachine vernietigd heeft?


Die vraag stelde iemand op de Amerikaanse vraag- en antwoordsite Quora. Een verrassende vraag? Het antwoord is nog veel verrassender! Het werd geformuleerd door Stan Hayward. Ik heb het vertaald in het Nederlands. Lees het en: Be Amazed & Amused! Zijn antwoord:


Ja

Het is niet alleen mogelijk, het heeft ook echt plaatsgevonden

De man die de Tijdmachine uitvond was Xepsis Klerglemoss
en hier zie je hoe hij eruitziet, op basis van foto’s die hij achterliet

De machine zelf bewoog niet, hij vaporiseerde – in essentie – de Tijdreiziger en on-vaporiseerde hem in het tijdperk van bestemming. De machine kon bediend worden van waar hij dan ook was

Uit zijn dagboekaantekeningen weten we dat zijn eerste poging bestond uit het slechts een jaar teruggaan. De machine werkte perfect, behalve dat hij hém wel vaporiseerde maar zijn kleren niet (metalen objecten uitgezonderd), daardoor kwam hij naakt aan.
En het toeval wil dat de locatie waar hij aankwam toentertijd een Victoriaanse manufacturenhandel was en precies ten tijde van zijn aankomst of ‘verschijnen’ helemaal vol stond met vrouwen.

Gelukkig was hij in staat om zichzelf snel weer te vaporiseren maar niet alvorens hij gekiekt werd door een fotograaf die foto’s aan het maken was van de winkel tijdens de uitverkoop.

Deze foto werd gebruikt door de politie in hun jacht op de vreemde indringer.
Helaas had het incident tot gevolg dat de winkel voortaan geboycot werd door dames en daardoor zijn deuren moest sluiten.
Een aantal kranten beweerden dat de winkel de gebeurtenis met opzet in scene had gezet, om er zo hun speciale beschermende kleding voor dames mee te promoten.

Heer Klerglemoss realiseerde zich dat teruggaan in de tijd onbedoelde gevolgen had en dat de kledingwinkel failliet was gegaan als het gevolg van zijn actie, terwijl hij het pand waarin hij zijn experimenten uitvoerde vervolgens goedkoop had kunnen kopen.

Het werpt een nogal ingewikkelde paradox op en het resulteerde in zijn besluit om afscheid te nemen van zijn Tijdreizen en om zijn apparatuur te vernietigen.
Zijn verhaal is alleen bekend geworden door een toevallige samenloop van omstandigheden, waarbij hij bezig was naar een nieuw huis te verhuizen maar zijn sleutels vergeten was. Hij besloot om terug in de tijd te reizen naar de ochtend waarop hij zijn sleutels voor het laatst gezien had, hetgeen hij deed, en hij vond ze ook.
Maar op terugreis naar de huidige tijd, zou blijken dat de verhuizers zijn kledingkast verplaatst hadden en, hij ongelukkigerwijze terug belandde in zijn afgesloten kledingkast. Vervolgens liet hij zijn ‘Vaporisator’ vallen, maar er was niet genoeg ruimte om te bukken en hem op te rapen.
Het gevolg was dat hij een tijd later gevonden werd; dood en naakt in zijn kledingkast, zonder een verklaring van hoe hij daar terechtgekomen was.
Er werd verslag van gedaan in een lokale krant, waarin een nieuwsgierige journalist de hierboven beschreven reeks van gebeurtenissen ontdekt leek te hebben,  hoewel zijn relaas als ‘onwaar’ van de hand gewezen werd door de politie.

Het is mogelijk dat we de volledige waarheid in deze kwestie nooit te weten komen, maar er is in ieder geval een les te leren als het gaat om het knoeien met de natuur.


Geschreven door: Stan Hayward, voormalig Film/TV scriptwriter

Vertaald door: J. Stevens, Fernweh

Categorie: Artikelen, Artikelen & Interviews, artikelen derden

Het monotone bestaan als bron van poëtica

Het monotone bestaan als bron van poëtica

by J. Stevens · apr 9, 2017

Paterson is een doodgewone stad in New Jersey (V.S.) met bijna 150.000 inwoners. Paterson is ook de naam van een intrigerende film.

Misschien woon jij ook wel in een gewone stad. En misschien heb jij ook wel heel gewoon werk, zoals zovelen. Misschien wel net zo gewoon als Paterson, die naar de gelijknamige stad genoemd is en daar ook woont. Maar Paterson – zowel de film, de stad als de hoofdpersoon – is ‘gewoon’ heel ‘bijzonder’.

De gewone werkweek

Voor Paterson, gespeeld door Adam Driver, gaat de wekker elke dag op hetzelfde tijdstip. Dan wordt hij wakker naast zijn geliefde Laura, die doordeweeks nog even doorslaapt als hij al opstaat. Na het ontbijt wandelt hij met lunchbox in zijn hand naar de remise waar hij als chauffeur alvast achter het stuur van zijn stadsbus plaatsneemt totdat hij het vertreksignaal krijgt van zijn baas. Tussen het vertrek van huis en zijn vertrek per bus alsook in zijn lunchpauze dicht hij een aantal nieuwe regels en schrijft deze in zijn poëzieschriftje.

Gedurende zijn dagdienst als buschauffeur slaat hij de passagiers in zijn bus kalm gade. Hij luistert de hele dag aandachtig naar hun onderlinge conversaties en de taal waarin die vorm krijgen. Als zijn dienst er opzit wandelt hij weer door een normale stadse omgeving vol industrieel erfgoed naar huis. Na het avondeten met zijn vriendin Laura laat hij hun Engelse Buldog uit. Eenmaal aangekomen bij zijn stamcafé bindt hij hem zolang bij de deur vast en drinkt zelf binnen even een biertje terwijl hij een gesprekje met de barman voert. Een eenvoudig leven vol routine. Hoe dan ook: zo ziet de gewone werkdag voor Paterson er vijf dagen per week uit. Niet erg bijzonder. Saai zelfs.

De schoonheid van het alledaagse

Maar gaandeweg ga je als kijker het poëtische van dit schijnbaar saaie bestaan ontdekken. Je ziet en voelt als kijker steeds meer het bijzondere in het gewone. De volstrekt normale gebouwen die de hoofdpersoon in zijn ochtendwandeling geroutineerd passeert, lijken elke dag wel wat mooier te zijn geworden, hoewel ze feitelijk exact hetzelfde zijn. De voorspelbaarheid van Patersons dagelijkse routine vergt geen enkele noemswaardige (mentale) inspanning van hem en dat biedt hem precies waar het hem kennelijk om gaat: de vrijheid om zich met het schrijven van poëzie bezig te houden. Opvallend is daarbij, zeker in het huidige selfie-tijdperk van Facebook, Instagram en Snapchat, dat hij zijn poëzie niet aan anderen toont, niet publiceert en er niet beroemd mee wil worden. Dichten over de realiteit (niet over abstracte ideeën maar over de concrete dingen van alledag) is zijn dagelijkse realiteit. Die gewone realiteit, blijkt althans via zijn gedichten poëtischer dan je denkt. Maar hij dicht niet voor anderen noch voor de kijker. Dagelijks dichten doet hij louter voor zichzelf.

Zo zien we zeven gewone dagen uit het leven van Paterson. Regisseur Jim Jarmusch levert met deze twaalfde film van zijn hand, een ingetogen pareltje af. Hij brengt het routineuze leven van Paterson ook volgens vaste routines in beeld. Elke dag wordt vanuit dezelfde camerastandpunten gefilmd. Vaste momenten in het leven worden gedocumenteerd. Hiermee versterkt Jarmusch het gevoel van routine en het beeld van het schijnbaar saaie leven van en in Paterson.

Paterson met buldog Marvin

Laura, de vriendin van Paterson is wellicht zijn tegenhanger. Zij verlangt juist wél naar beroemdheid. Voor haar is elke dag anders. Zij experimenteert: dan weer leert ze gitaarspelen, dan weer ontwerpt ze zelf haar kleding of de gordijnen. Over de betekenis van haar voorkeur voor zwart-witte kleurstellingen in haar ontwerpen ben ik nog niet uit. Het lijkt wél of Jarmusch een voorkeur heeft voor het leven dat Paterson leidt en dat van Laura (een beetje) minacht en haar zelfs vanachter de regietafel als het ware een beetje uitlacht. Of verbeeld ik me dat?

Hoe bijzonder het gewone kan zijn

Het alledaagse komt ook tot uiting in het feit dat Paterson (en trouwens ook regisseur Jarmusch) dichters als Frank O’Hara en vooral het werk van modernist William Carlos Williams (1883 – 1963) vereren. Williams schreef in 1926 een gedicht met de naam Paterson. Zoals James Joyce zijn Dublin schetste in zijn modernistische meesterwerk Ulysses, wilde Williams zíjn geboortegrond vereeuwigen. Zo’n dertig jaar later maakte Williams van dit gedicht van toen nog slechts zesentachtig regels uiteindelijk een episch gedicht bestaande uit vijf boeken. Ook Williams liet in zijn poëzie zien hoe het gewone bijzonder kan worden. Voor Paterson geldt hetzelfde. Denk daarbij aan de afbeelding op een lucifersdoosje of de gevels van schijnbaar gewone gebouwen die langs de dagelijkse route naar zijn werk staan: toch zijn ze ook heel bijzonder, als je er maar oog voor hebt.

Een les in levenskunst

Jarmusch is er met Paterson bijzonder goed in geslaagd om de schoonheid in de routines van het (saaie) alledaagse te tonen. Mogelijk biedt deze film zelfs inspiratie voor iedereen die ongewild in eigen saai werk en dito routines denkt gevangen te zitten: Paterson laat zien dat die ‘gevangenis’, tenminste als je er maar aandacht voor hebt, juist ook de bron van vrijheid kan zijn. Zo bezien, biedt Jarmusch ons met Paterson zelfs een interessante les in levenskunst!


Paterson
  • Regie en scenario: Jim Jarmusch.
  • Jaar: 2016.
  • Met: Adam Driver, Golshifteh Farahani & Barry Shabaka Henley.
  • Productie: Joshua Astrachan & Carter Logan
  • Camera: Frederick Elmes
  • Montage: Affonso Gonçalves
  • Muziek: Jim Jarmusch, Carter Logan & Sqürl
  • Duur: 118 minuten

Categorie: Artikelen & Interviews, Cultuur, Film, Filosofie Tags: film, filosofie, levenskunst, poëzie, recensie

Ken je de ‘Positiviteitsprins’ nog? (feelgoodfilmpje)

Ken je de ‘Positiviteitsprins’ nog? (feelgoodfilmpje)

by J. Stevens · apr 2, 2017

elden is het menselijk gemoed minder aangenaam dan in de maandagochtendspits. Het is al even geleden dat een in Amerikaanse media als ‘Prince of Positivity’ aangeduide jongeman besloot om daar wat aan te doen. Hij zag dat bij het begin van de werkweek iedereen vooral zo snel mogelijk naar zijn / haar werk spoedt. Dan is er weinig aandacht voor de medemens en de stemming is wel zo’n beetje onder nul. Niemand toont zich van zijn vrolijke of opgewekte kant. Wee je gebeente als je op dat tijdstip tussen salarismensen en hun bestemming komt. Toch?
Daar dacht deze man dus anders over. Hij herinnert forensen aan de vrolijke kant van het leven. Mensen hebben naast haast ook lief, zitten soms vol zelfverwijt en vergeten soms te lachen. Check dit geweldige filmpje (hiernaast) over de queeste van een man naar de glimlach van de Amerikaanse forens. De bekende bestseller-schrijver Dan Pink schrijft er (gekscherend) over:
If it doesn’t make your day, I’ll give you your money back.”
 –
–

Categorie: artikelen derden

Buitenwijk

Buitenwijk

by Hans van Dalfsen · mrt 22, 2017

In mijn straat gebeurt nooit iets. Precies de reden dat mensen er graag wonen. Want al wordt er flink gezwaaid en worden er ultra-korte gesprekjes gehouden, we komen niet bij elkaar over de vloer.

Gisteravond landde er een ruimteschip midden in de straat waar allemaal mannetjes met helmen uit sprongen. Zwaailichten en felle lampen op uitschuifarmen zetten nummer 12 vol in het licht. Verderop uit de straat kwamen vrouwen in ochtendjassen aangelopen en mannen met snorren. Voetballers die net hadden getraind, stapten van de fiets. De mevrouw van de hoek maakte een rondje en inventariseerde de situatie. Schoorsteenbrandje, nog niet onder controle. Een schoorsteen moet je vegen anders kan het aardig in de papieren lopen.

Na een half uur verstomden de gesprekken. De mannen met snorren taaiden af, de mevrouw van de hoek wist wat ze weten wilde, de voetballers waren al verder gefietst. De brandweer deed het licht uit, pakte in, en reed de straat uit zonder dat iemand er erg in had.


Geschreven door: Hans van Dalfsen

–

Huisnummer-12

 

Categorie: Artikelen, Artikelen & Interviews

HET BOS IN – 27 jaar alleen in de wildernis

HET BOS IN – 27 jaar alleen in de wildernis

by J. Stevens · mrt 21, 2017

Hij was amper 20 jaar oud, had geen vrienden en nauwelijks contact met collega’s. Op een doordeweekse dag keerde hij de samenleving definitief de rug toe om meer dan een kwart eeuw in afgelegen bossen te leven. Hij stelde niemand op de hoogte: noch zijn familie, noch zijn baas. Hij nam niet de moeite zijn gereedschap nog in te leveren. Dit is, in het kort, het bijzondere verhaal van Christopher Knight, ofwel: de ‘North Pond Hermit’.

Hij cashte zijn laatste looncheque en verliet Boston, Massachusetts (VS). Zijn auto voerde hem via de freeways langs de Amerikaanse Oostkust. Hij at goedkoop fast food en sliep in dito motels totdat hij diep in Florida belandde om vervolgens een meer noordelijke richting in te slaan. De autoradio stond aan. De wereld en het asfalt gleed voorbij: Georgia, Noord- en Zuid-Carolina en toen Virginia. We hebben het over 1986, de tijd dat Ronald Reagan president was. Ook het jaar waarin de spaceshuttle Challenger 73 seconden na de lancering explodeerde, Evert van Benthem de veertiende Elfstedentocht won (voor de tweede keer op rij!), Ireen Wüst en Sven Kramer geboren werden en de Tsjernobylramp zich net had voltrokken. Christopher was op weg richting Maine, waar hij opgroeide. Wellicht ook bevangen door jeugdige overmoed en door de muziek en het rijplezier zelf, borrelde een idee in hem op, dat daarna decennialang zijn lot zou worden.

De Nederlandse schrijvers Jan Wolkers en Godfried Bomans brachten ooit ieder een week helemaal alleen, als kluizenaars, door op Rottumerplaat. Bomans vond de eenzaamheid op het afgelegen eilandje een verschrikkelijke ervaring. Hij zwoer zichzelf: dit nooit meer. Wolkers vond het daarentegen heerlijk. Hij wilde eigenlijk nooit meer anders. Hij ging later zelfs op de Wadden wonen. Knight was iemand die, net als Wolkers, zich heel comfortabel voelde in zijn uppie. Hij vond – anders dan Wolkers – de interactie met anderen tot dan toe meestal vooral erg frustrerend. Het leek zo vaak een botsing, vond hij.

Hij koos één van de schaarse wegen in centraal Maine die hem langs zijn ouderlijk huis voerde. “Misschien wel om nog één keer om te kijken door mijn autoruiten,” stoppen deed hij niet. “En om afscheid te nemen”, zou hij later verklaren. Hij reed op de kaart steeds verder omhoog totdat hij de kust van Moosehead Lake bereikte.

Moosehead Lake Region – Maine (VS)

Vanaf dit grootste meer in Maine wordt de Staat pas echt uitgesproken wijds en afgelegen. Toen hij bijna geen benzine meer had, nam hij een zijweggetje. Daarna nam hij zijweggetjes van zijweggetjes, zover de wildernis in, als zijn auto benzine had. Hoewel Christopher was opgevoed met een goed gevoel voor spaarzaamheid, liet hij daar zijn auto met sleutels nog in het contactslot, achter. Doelloos stapte hij het bos in. Steeds verder. Met een rugzak en een tent, maar zonder kompas of kaart. De auto moet daar nog steeds staan, inmiddels deels verzwolgen door het woud.


Image result for holy man in desert
Heilige Man (sadhu) in India

Waarom houdt iemand op te bestaan in de gewone wereld?

Dat doet een normale twintigjarige jongen toch niet? Knight heeft er vaak over nagedacht maar het blijft een mysterie, volgens hem. Zijn familie moet eronder geleden hebben. Wat was er met hem gebeurd? Men had geen idee. Maar de gedachte dat hij weleens dood kon zijn, kon men niet accepteren.

Er zijn in alle culturen, wereldwijd altijd wel kluizenaars geweest, (lokaal) ook wel in de gedaante van: monniken, heremieten, misantropen, asceten, zwervers, sadhu’s en swami’s. Volgens sommigen zijn er drie hoofdredenen waarom mensen de bevolkte wereld verlaten:

  • Religieuze redenen. Denk aan Jezus, Mohammed en Boeddha die alle drie tijd alleen doorbrachten om hun band met een hogere Macht aan te halen en daarna een nieuw geloof aan te kondigen. Ook in het Hindoeïsme dwalen er zo’n vier miljoen Heilige Mannen (sadhu’s), velen op behoorlijke leeftijd, helemaal alleen als heremiet door India. Zij leven van liefdadigheid (voor voedsel, etc.) en hebben alle maritale en familiale banden verbroken.
  • Uit walging of verzet. Sommige kluizenaars zeggen de maatschappij vaarwel omdat zij genoeg hebben van wat de wereld is geworden: vol haat, oorlogen, klimaatvernietiging, misdaad of consumentisme. De Tao Te Ching wordt wel gezien als het eerste grote en grootse literaire werk over eenzaamheid / alleen-zijn. Geschreven in de zesde eeuw voor Chr. door een heremiet, genaamd Laozi die daarmee protesteerde tegen de corrupte samenleving. In de Tao Te Ching staat dat we alleen wijsheid kunnen vergaren door terug te trekken in plaats van na te jagen, door niet-doen (‘wuwei’) in plaats van doen.
  • Artistieke vrijheid, wetenschappelijke inzichten of dieper zelfbegrip. Denk bij deze categorie aan Henry David Thoreau die naar Walden Pond in Massachusetts trok om “the private sea, the Atlantic and Pacific Ocean of one’s being” te ontdekken. De Engelse historicus Edward Gibbon zei het ooit zo: “Solitude was the school for genius”.
Alleen in de woestijn

Knight past echter in geen van deze categorieën: hij hangt geen enkele religie aan noch was hij daarin opgeleid of opgevoed, hij protesteerde niet tegen de hedendaagse maatschappij, hij produceerde geen kunst of wijsgerige geschriften, nooit nam hij een foto of schreef hij een zin. Christopher Knight besloot de mensenwereld zonder aanwijsbare reden plotseling de rug toe te keren om een van de langstdurende perioden in eenzaamheid te verblijven die ooit geregistreerd zijn. Knight daarover:

“I can’t explain my actions, I had no plans when I left, I wasn’t thinking of anything. I just did it.”

De twintigjarige wilde gewoon verdwalen en zo anderen en ook zichzelf verliezen. Hij had wat basale campingdingetjes, weinig kleding en een beetje voedsel. “I had what I had and nothing more.”

Verdwalen is trouwens minder makkelijk dan je zou denken. De zon komt op en gaat onder, dan weet je vaak, of je wil of niet, de windrichtingen al. Ook is er je eigen richtingsgevoel en soms wat basale outdoor-vaardigheden. Knight trok naar het zuiden en wist dat ook, niet vanwege een bewuste beslissing maar instinctief, zoals een postduif op thuisvlucht stal ruikt.

“There was no depth or substance to the idea. It was at the instinctual level. It’s instinct among animals to return to home territory, and my home ground, where I was born and raised, was that way.”

Hij passeerde uitgestrekte valleien, ooit door gletsjers gevormd; bergketens en bergtoppen soms kaal als oude mannen; poelen, vennen en moerassen in de zomerse wetlands van Maine. Hij wist al snel niet meer waar hij was. Soms verbleef hij ergens een weekje, gelukkig met zijn nieuwe leefwijze. Maar over één ding was hij minder blij: zijn enorme hongergevoel. Hij had niet genoeg voedsel. Hij wist niet hoe hij voor de kost moest zorgen. Zijn afscheid van de bewoonde wereld was niet gepland maar puur impulsief tot stand gekomen – eigenschappen die weinig 20-jarigen vreemd zijn. Maar zijn doorzettingsvermogen was onvoorstelbaar. Het was alsof hij even wegging om een boswandeling te maken om pas na 27 jaar weer te verschijnen. Hij kon weliswaar prima jagen en vissen maar zonder geweer en hengel had hij niks aan die vaardigheden. Foerageren was zijn plan. Maar er zijn daar geen fruitbomen. Ook bessen waren zeer zeldzaam. Zijn vooruitzichten waren slecht. Hij was gedoemd om te verhongeren.

Toen hij zuidelijker kwam, eenmaal weer op geplaveide wegen, vond hij naast de weg een doodgereden patrijs. Zonder vuur of oven at hij het beest maar rauw op. Hij passeerde huizen met tuinen. Opgevoed met een goed gevormd gevoel van trots en een sterk ethisch besef, kwam diefstal absoluut nicht im frage. Maar ja, als je tien dagen niet gegeten hebt, vallen alle vormen van voorbehoud beetje bij beetje weg. Honger is moeilijk te negeren. Hij at wat mais in deze tuin en wat groente en opgegraven aardappelen in een aantal andere.

In zijn eerste week sliep hij eens in een verlaten hut, een nare ervaring: “The stress of that, the sleepless worry about getting caught, programmed me not to do that again.” Knight sliep vanaf dat moment nooit meer binnen. Nooit meer. Niet één keer, ongeacht regen of kou.

Zo liep hij verder richting het zuiden. Tenslotte belandde hij in een gebied waar hij zich thuis voelde vanwege de temperatuur, de aard van de vegetatie en de verschillende vogelgeluiden. Knight wist niet waar hij was maar achteraf zou blijken dat hij zich hemelsbreed nog geen vijftig kilometer van zijn geboortehuis bevond.

Door vallen en opstaan leerde hij te overleven. Hij beschikte over een goed stel hersens waarmee hij telkens werkbare oplossingen wist te vinden voor ingewikkelde problemen. Zijn vaardigheid om dekzeilen zo te spannen dat ze een goede schuilplaats vormden, de systemen van de opslag van drinkwater en het doorkruisen van het woud zonder ooit sporen achter te laten, werden continu gereviseerd en verbeterd. Hij beschouwde ze nooit als af. Aan zijn systemen knutselen was één van Christopher’s hobby’s.

De maand daarna probeerde hij verschillende schuilplaatsen uit, maar tot tevredenheid leidde dit niet. Toen stuitte hij op een zeer onherbergzaam stuk bos vol rotsblokken dat veel te onbegaanbaar was voor hikers en er was niet eens één wildspoor te vinden. Het beviel hem meteen. Hij ontdekte een rotsformatie met een verborgen ingang die tot een kleine binnenplaats leidde. Daar zou hij bijna drie decennia verblijven.

Image result for north maine woods hermit
Politiefoto: Knight’s schuilplaats in de North Maine Woods

Maar de honger bleef voortduren. Hij besefte dat het bijna onmogelijk is om helemaal zelfstandig te overleven. Je hebt hulp nodig. Niet voor niets vlochten woestijnvaders of christelijke heremieten in Egypte rieten manden om ze te verkopen. In het oude China waren heremieten tevens in te huren als sjamaan, kruidendokter en handopleggers.

Beeld uit 1795 van een ‘ornamentale heremiet’ in Flottbeck bij Hamburg, Duitsland. Door: Johann Baptist Theobald Schmitt.

Een ‘hermit-fad‘ in het 18e eeuwse aristocratische Groot-Brittannië en in Duitsland maakte dat de adel heremieten zelfs betaalden om op hun landgoed te vertoeven, als een soort van romantisch-mystiek amusement. In kranten kon je advertenties vinden waarin ‘Ornamental Hermits’ die het niet zo nauw namen (of dienden te nemen) met hun fysieke verzorging en die in grotten op de landgoederen van de betreffende edelman wilden wonen, zeer gezocht waren. Zij zouden, zo dacht men, vriendelijkheid en

Advertentie uit de 18e eeuw

wijsheid uitstralen. Het betaalde goed. Honderden heremieten werden ingehuurd, gewoonlijk via zogenaamde zevenjaarcontracten. Sommige kluizenaars moesten dan zelfs acte de présence geven bij etentjes van hun gastheren en daar de gasten begroeten. Daarbij werden ze ‘gestimuleerd’ om zich als een soort van druïdes te kleden. Knight voelde wel aan dat hulp aannemen de bedoeling van zijn hele onderneming zou ondergraven. Hij wilde onvoorwaardelijk alleen zijn. Hij vormde een soort onontdekte stam, met een omvang van slechts één enkele man.

Related image
South Pond (links) en North Pond (rechts) vanaf Buck’s Ledge Mount Abram

Om aan eten te komen, ontkwam hij er niet aan om dat voortaan te stelen. In de omgeving ontdekte hij een meer waar allerlei vakantiehuisjes aan stonden. Soms tijdelijk bewoond, soms verlaten. Hij stal steeds verschillende kano’s die hij ook weer terugbracht. Daarmee vervoerde hij ’s nachts voedsel dat hij uit de huisjes stal, over water – een hachelijke onderneming – en daarna via haast onbegaanbaar land naar zijn schuilplaats. Hij stal uit maar liefst honderd verschillende huisjes, die hij gedoseerd afwisselde. Daarbij besteedde hij ongekend veel tijd om de huisjes zonder braaksporen of welke sporen dan ook, achter te laten. Heel veel mensen hebben nooit geweten dat hij er proviand stal. Zo stal hij bijvoorbeeld een volle gasfles door deze af te koppelen en de lege die ernaast stond weer zorgvuldig aan te sluiten. Als eigenaar denk je dan niet snel aan diefstal. Ook sloot hij alle huisjes na zijn inbraak zeer zorgvuldig af zodat dieven er niet binnen konden komen…

Elke keer dat honger hem tot het dievenpad noopte, waarover hij steevast enorme wroeging voelde, leverde het hem boodschappen voor ongeveer twee weken op. Elke dag in zijn veilige schuilplaats ervoer hij een diep, vredig gevoel. Hij bracht zo jaren door. Knight verklaarde later dat hij niet precies kon beschrijven hoe het doorbrengen van zo’n enorme tijd in je eentje voelt. Het is onmogelijk om stilte te verwoorden:

It’s complicated, solitude bestows an increase in something valuable. I can’t dismiss that idea. Solitude increased my perception. But here’s the tricky thing: when I applied my increased perception to myself, I lost my identity. There was no audience, no one to perform for. There was no need to define myself. I became irrelevant.”

De scheidslijn tussen hemzelf en het bos, zei Knight, leek op te lossen. “My desires dropped away. I didn’t long for anything. I didn’t even have a name. To put it romantically, I was completely free.”

Vrijwel iedereen die getracht heeft dit soort diepe eenzaamheid te beschrijven, zei er iets vergelijkbaars over. “I am nothing; I see all,” schreef Ralph Waldo Emerson. Lord Byron noemde het “The feeling infinite”. En de Amerikaanse mysticus Thomas Merton zei het ooit zo: “The true solitary does not seek himself, but loses himself”.

Voor mensen die er niet vrijwillig voor kiezen om alleen te zijn, zoals gevangenen en gegijzelden, is het verlies van de eigen identiteit als sociaal construct, angstaanjagend en een ervaring van ‘gek worden’. Psychologen noemen het wel ‘ontologische onzekerheid’: grip verliezen op wie je bent. Je hele mens-zijn met al het menselijke op het spel zetten, is niet niks. Knight deed het en genoot. Hij had trouwens niet eens spiegel in zijn kamp. Hij verveelde zich nooit. “I was never lonely”. Echt nooit. Hij wist niet eens, zei hij eens, of hij het concept ‘verveling’ überhaupt wel begreep. Hij was tevreden met ‘het genoeg hebben aan zichzelf’. Op de afwezigheid van anderen richtte hij zijn aandacht niet. “If you like solitude,” zei hij, “you are never alone”.

Image result for north pond maine
Christopher Knight

Na 27 jaar van complete eenzaamheid, werd hij uiteindelijk gearresteerd toen hij weer eens voedsel stal in een zomerkamp aan het meer. Hij werd in de lokale gevangenis gezet, beschuldigd van inbraak en diefstal. Zijn arrestatie veroorzaakte een enorme opwinding: zowel brieven als bezoekers arriveerden in grote getale en maar liefst vijfhonderd journalisten verzochten om een interview. Een documentairemakersteam meldde zich en een voor hem onbekende vrouw vroeg hem ten huwelijk. Desgevraagd liet hij weten wat het belangrijkste is om zó lang solitair te overleven in de bossen: “Zorg dat je genoeg slaap krijgt”. Wijsheid van een ware heremiet, die ongetwijfeld voor ons allen van nut is!

 


Bronnen:

  • MacQuarrie, Brian (May 26, 2013). “North Pond Hermit discovered, arrested after 27 years in Maine woods – The Boston Globe”. Boston Globe. Geprint op 13 mei 2016.
  • Finkel, Michael (September 2014). “The Strange & Curious Tale of the Last True Hermit”. GQ.
  • Jonsson, Patrik. “Eric Frein sightings: How ‘wilderness ninja’ has outfoxed 1,000 cops”. Christian Science Monitor. Geprint op 28 februari 2015.
  • Adams, Betty. “‘North Pond Hermit’ Knight completes specialty court program”. centralmaine.com. Kennebec Journal Morning Sentinel. Geprint op 8 juli 2015.
  • Inside Maine Hermits Lair – The Guardian
  • Citaten: Courtesy The Guardian – Stranger in the woods Christopher Knight – Hermit Maine
  • 27 years a hermit – Reddit.com
  • Vrije bewerking en vertaling van: Finkel, Michael (2017). The Stranger in the Woods The Extraordinary Story of the Last True Hermit. Knopf Doubleday Publishing Group. blz. 297. ISBN 9781101875681.
  • Het beeld uit 1795 van een ‘ornamentale heremiet’ in Flottbeck bij Hamburg, Duitsland werd gemaakt door: Johann Baptist Theobald Schmitt. Bron: Idea – Jahrbuch der Hamburger Kunsthalle. Prestel, München 1991, ISSN 0724-133-X, Bd. 10 (1991), Blz. 197

 

Categorie: Artikelen, Artikelen & Interviews, artikelen derden

De hopeloze kunst een goede hotelkamer te boeken

De hopeloze kunst een goede hotelkamer te boeken

by J. Stevens · jan 1, 2017

Maar al te vaak ondervinden we dat een hotel voor vrijwel alle activiteiten geschikt lijkt: je kunt er heerlijk eten, films on demand kijken, een drankje drinken, fitnessen en sporten waaronder soms zwemmen; maar één ding kun je er niet en dat is, gek genoeg… slapen! Ik noem alleen al de technische onmogelijkheid in veel hotels om een kamerdeur zachtjes dicht te trekken; de klink kan niet omlaag dus gasten zullen de deur hard in het slot moeten trekken, op een manier waarbij veel geluid gegarandeerd is. Maar veel geluid én slapen? Precies: dat gaat dus niet samen. Niet alleen daarom is het van belang dat wij bij de keuze voor een hotelkamer zorgvuldig te werk gaan, tenminste als wij er willen kunnen slapen. En dat willen wij.

Recent had ik het genoegen om weer een boek van mijn favoriete schrijver Hermann Hesse te lezen. In zijn heel persoonlijke boek Kuren* gaat hij (heel) precies op deze problematiek in, in een prachtige passage die ons, hotelkamerboekers en mede-rustzoekers, toch niet onthouden mag worden. Ter inspiratie en overdenking voor het geval u de volgende keer weer eens door de receptioniste gevraagd wordt welke kamer u wenst…!


Passage van Hermann Hesse in Kuren*:

Baden Baden - Hermann Hesse - Fernweh[…] ik vulde een aanmeldingsformulier in, en begaf mij hierop in onderhandeling over mijn kamer, iets wat een normaal mens niet kent, waarvan de gruwelen een naïeveling ten enen male onbekend zijn en waarvan de duistere volledigheid slechts geopenbaard is aan een in een vreemd logement verzeild geraakte aan eenzaamheid en absolute stilte verslaafde, aan slapeloosheid lijdende kluizenaar en letterkundige.

Een hotelkamer nemen is voor normale mensen een kleinigheid, een alledaagse en zonder gevoelens geladen handeling die je in twee minuten achter de rug hebt. Voor een van ons echter, een van ons neurotici, slapelozen en psychopaten wordt deze banale handeling buitengewoon overstelpt met herinneringen, affecten en fobieën, een martelgang. De vriendelijke hotelier, de sympathieke receptioniste die ons, op eens gegeneerd dringend verzoek, hun ‘rustige kamer’ laten zien en aanbevelen hebben geen flauw benul van de storm van associaties, bange vermoedens, ironieën en zelfironieën die dit fatale woord bij ons opwekt. Hoe goed immers, hoe gruwelijk precies, hoe afgrijselijk diepgaand zijn wij vertrouwd met deze rustige kamers, deze decors van onze smartelijkste kwellingen, onze pijnlijkste nederlagen, onze diepst verborgen schande! Hoe vals en geniepig, hoe demonisch zien deze aardige meubels, deze goedbedoelde tapijten en vrolijke behangetjes ons aan! Hoe fataal, hoe vernietigend grijnst die vergrendelde verbindingsdeur met de kamer ernaast, die onzalig genoeg in het merendeel dezer kamers voorhanden is, doorgaans zich bewust van zijn eigen misselijke rol en derhalve preuts bedekt met een linnen gordijn! Hoe gepijnigd en onderworpen kijken wij omhoog naar het gewitte plafond, dat op het moment der bezichtiging steevast een zwijgende, lege grijns vertoont, om dan ’s avonds en ’s morgen vervaarlijk te gaan dreunen van de voetstappen der bovenburen — en waren het alleen hun voetstappen maar! Bekende vijanden zijn de ergste niet! Nee, op het noodlottige moment rollen over dit onschuldig witte vlak, evenals dwars door de dunne muren heen, onvermoede gedruisen en vibraties, weggesmeten laarzen, op de vloer smakkende wandelstokken, kolossale ritmische bevingen (duidend op gezondheidsgymnastiek), omvergeworpen stoelen, een van het nachtkastje vallend boek of glas, het geschuif van koffers en meubelstukken. En dan nog die menselijke stemmen, de gesprekken, het gepraat in zichzelf, het hoesten, het lachen, het snurken! En verder, erger dan dit allemaal, de onbekende, onverklaarbare geluiden, al die zonderlinge sinistere klanken die wij niet verklaren kunnen van van herkomst en vermoedelijke duur wij geen enkel vermoeden kunnen vormen, die klop- en woelgeesten, al dat knappen, tikken, fluisteren, blazen, hijgen, ruisen, zuchten, knarsen, piepen en fluiten — God kent de rijkdom van het onzichtbare orkest dat zich schuil kan houden in de luttele vierkante meters van een hotelkamer!

De keuze van een slaapkamer is dus voor een onzer een uiterst netelige, belangrijke en dan nog vrijwel hopeloze onderneming, waarbij met twintig dingen, met honderd mogelijkheden rekening gehouden dient. In het ene vertrek is de muurkast, in het andere de kachelpijp, in het derde de ocarinaspelende buurman bron van akoestische surprises. Daar nu de ervaring uitwijst dat de zo vurig begeerde rust en slaapgaranties bij geen enkele kamer ter wereld vast te stellen zijn, daar nu ook de schijnbaar rustigste kamer verrassingen herbergt (heb ik niet al eens om er zeker van te zijn dat er boven of naast mij geen enkele rustverstoorder aanwezig was, op een afgelegen dienstbodenkamertje op de vijfde verdieping gewoond, om daar tot de bevinding te komen dat het boven mij in plaats van de gemeden tijdgenoten, op het dak krioelde van levenslustige ratten?) zou je derhalve tenslotte geen afstand moeten doen van iedere keuze, halsoverkop in je noodlot duiken en het toeval de vrije loop laten? Is het, in plaats van jezelf te kwellen en af te peigeren om dan een paar uur later toch teleurgesteld en treurig oog in oog te staan met het onvermijdelijke, niet verstandiger om het blinde fatum zijn gang te laten gaan en op goed geluk de eerste de beste kamer maar te nemen? Zeker, dat is verstandiger. Wij doen het echter niet, wij doen het misschien hoogstens een enkele keer, want zouden intelligentie en het vermijden van opwinding alleen ons doen en laten bepalen, wat zou er dan van ons leven terechtkomen? Weten wij niet dat ons lot aangeboren is, onontkomelijk, en hechten wij desondanks niet allemaal vurig en fanatiek aan de illusie van de keus, van de vrij wil? Zou niet ieder van ons, als hij een dokter kiest voor zijn ziektes, als hij beroep en woonplaats, een geliefde en een bruid uitzoekt, dit alles even goed en met wellicht beter resultaat aan het nuchtere toeval kunnen overlaten — en kiest hij niet desondanks, besteedt hij niet een massa hartstocht, moeite en zorg aan al deze dingen? Misschien handelt hij uit naïveteit, uit kinderlijke hartstocht, in het geloof aan zijn macht en overtuigd van de beïnvloedbaarheid van het noodlot; misschien ook handelt hij uit scepsis, grondig overtuigd van de waardeloosheid al zijner bemoeienissen, maar evenzeer overtuigd dat streven en handelen, kiezen en zichzelf kwellen mooier, vitaler, bevredigender, of op zijn minst amusanter zijn dan te verstarren in passieve resignatie. Hoe dan ook, in elk geval is dit hoe ik, clownesk kamerzoeker, te werk ga wanneer ik, alle diepe overtuigdheid van de vergeefsheid en koddige zinloosheid mijner strevingen ten spijt, ondanks alles telkens weer langdurige onderhandelingen voer over de te kiezen kamer en informeer naar buren, naar deuren en openslaande vensters, naar alle eventuele bijzonderheden. Het is een consciëntieus spel, een sport, als ik mij in deze onbeduidende, alledaagse kwestie telkens opnieuw inlaat met de illusie, met de fictieve spelregel dat dit soort dingen überhaupt voor een redelijke benadering in aanmerking komt, een redelijke benadering waard is. Ik ga hierbij even slim en even onnozel te werk als een kind bij de aankoop van snoepgoed of als een speler die zijn inzet baseert op mathematische tabellen. In al deze situaties weten wij maar al te goed dat we aan het nuchtere toeval zijn overgeleverd, en toch handelen wij, vanuit een diepe geestelijke behoefte, of er geen toeval zou kunnen en mogen bestaan, alsof alles ter wereld onderworpen zou zijn aan ons redelijk denken en coördineren.

Dus praat ik de vijf of zes leegstaande kamers nauwkeurig door met de bereidwillige juffrouw van de receptie. Over de ene krijg ik te horen dat er een violiste naast woont die elke dag twee uur oefent — wel, dat is in elk geval een positief gegeven, en bij mijn engere keuze streef ik nu naar een zo groot mogelijke afstand van kamer en verdieping in kwestie. Ik beschik trouwens over een gevoel, een verborgen zintuig voor verhoudingen en mogelijkheden der hotelakoestiek dat menig architect mij zou moeten benijden. Kortom, ik deed wat noodzakelijk is, wat verstandig is, ik handelde zorgvuldig en gewetensvol, zoals een neuroot bij het zoeken naar een slaapkamer wel handelen moet, en met het gebruikelijke resultaat, dat zich ongeveer als volgt formuleren laat: ‘Het haalt nu wel niets uit, en natuurlijk zal ik in deze kamer dezelfde avonturen en teleurstellingen aantreffen als in elke andere, maar ik heb in elk geval mijn plicht gedaan, ik heb mij er niet van af gemaakt en de rest beveel ik nu maar in godeshanden.’ Op hetzelfde moment zei diep, zeer diep in mijn binnenste een andere, zachtere stem: ‘Zou het dan ook niet beter zijn om alles maar aan God over te laten en al dit komediespelen achterwege te laten?’ Dat gebeurt nu ook altijd in dergelijke gevallen; en zoals gewoonlijk hoorde ik de stem, zonder hem eigenlijk te horen. Voor het moment was ik opperbest gestemd, en dus verliep de procedure naar genoegen, tevreden keek ik toe hoe mijn koffer in nummer 65 verdween en ging daarna mijns weegs.”


*Bron: Hesse, Hermann [vert. Pé Hawinkels] Kuren, Atlas, 2009 [oorspr. 1925], blz. 17-21


Afbeeldingsresultaat voor ffffound hermann hesse
AFBEELDING: Hermann Hesse [Calw, D. 1877 – Montagnola, CH. 1962]. Hij ontving de Nobelprijs voor Literatuur in 1946

Categorie: Artikelen, Artikelen & Interviews, artikelen derden, Boeken, Cultuur, Filosofie

Hoe je deze Kerst nader tot familie kan komen

Hoe je deze Kerst nader tot familie kan komen

by Redactie Fernweh Magazine · dec 17, 2016

Het is weer bijna Kerstmis. Kennissen, vrienden, gezinnen en hele families zoeken elkaar op, tafelen samen, brengen kortom veel tijd met elkaar door. Er worden veel gesprekken gevoerd. Een gesprek voeren is bij uitstek een gezamenlijke activiteit. Wat wellicht de verbroederende Kerstgedachten nog verder bij je aanwakkert, is het volgende. Uit onderzoek blijkt dat de breinen van spreker en luisteraar min of meer versmelten in een gesprek.  Bij beiden zijn grotendeels dezelfde hersengebieden actief. En hoe beter ze elkaar begrijpen, hoe meer ze elkaar spiegelen, schrijven onderzoekers van Princeton University (PNAS, 27 juli). Gesprekken bieden je de kans om nader tot elkaar te komen — niet alleen inhoudelijk, maar zelfs biologisch of lichamelijk, althans ‘in je hoofd’.

De Amerikanen legden sprekers en luisteraars in een hersenscanner en hielden tegelijkertijd nauwlettend in de gaten wat er in hun hoofden gebeurde. Het bleek dat de luisteraars veel van de hersenactiviteit van de Afbeeldingsresultaat voor ffffound listeningspreker binnen drie seconden spiegelden. Sommige gebieden werden zelfs eerder actief bij de luisteraar dan bij de spreker. Waarschijnlijk anticipeerde de luisteraar op die momenten op voorspelbare woorden en zinswendingen. Van groot belang, want hoe sterker de luisteraars anticipeerden, hoe beter ze de spreker begrepen, zo werd duidelijk uit vragen achteraf. Maar ook in algemene zin gold: hoe sterker de hersenactiviteit overeenkwam, hoe beter de luisteraar begreep wat er werd gezegd.
Het onderzoek beperkte zich overigens tot een monoloog van een kwartier. De rol van spreker en luisteraar was dus volstrekt helder. Hopelijk kan vervolgonderzoek laten zien wat er gebeurt in de hoofden van mensen die echt een gesprek met elkaar voeren. Met hedendaagse technieken kan live in de hoofden van sprekers en luisteraars gekeken worden.

Het antwoord op de vraag: ‘Hoe kan je deze Kerst nader tot familie komen?’ luidt dus: door aandachtig te luisteren! Want luisteraars spiegelen de hersenactiviteit van sprekers, vooral als ze aandachtig luisteren.

Bron: B. van Straten – NOORDERLOG / VPRO

Categorie: Artikelen & Interviews, artikelen derden Tags: aandacht

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Ga naar pagina 1
  • Ga naar pagina 2
  • Ga naar pagina 3
  • Ga naar pagina 4
  • Ga naar pagina 5
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Ga naar pagina 22
  • Ga naar Volgende pagina »

Copyright © 2023 Fernweh Magazine · Log in

  • Home
  • Winkel
  • Winkelmand
  • Mijn account
  • Inschrijven voor de nieuwsbrief